Translation of "Pech" in English

0.011 sec.

Examples of using "Pech" in a sentence and their english translations:

Pech!

Bad luck!

- Ik heb pech gehad.
- Ik had pech.

I was unlucky.

Wat een pech!

- Bad luck!
- Tough luck!

Je hebt pech.

You're unlucky.

Ik heb pech.

I'm unlucky.

Ik had pech.

I was unlucky.

Ik heb echt pech!

I really am unlucky!

Wat heb ik een pech!

I'm so unlucky!

...maar met deze hebben we pech gehad.

but this one... We got unlucky, buddy!

- Ik heb geen geluk.
- Ik heb pech.

I'm unlucky.

Hij schrijft zijn mislukkingen vaak toe aan pech.

He often attributes his failures to bad luck.

- Dat is jammer.
- Wat jammer.
- Dat is pech.

- That's unlucky.
- That's unlucky!

Hij had de pech om zijn zoon te verliezen.

He had the misfortune to lose his son.

Volgens hem valt zijn armoede te wijten aan pech.

- He ascribes his poverty to bad luck.
- He attributes his poverty to bad luck.

Dit was niet een slecht idee, we hadden gewoon pech.

[Bear] This actually wasn't a bad idea, we just got unlucky.

- Ik geloof niet dat zwarte katten pech brengen.
- Ik geloof niet dat zwarte katten ongeluk brengen.

- I don't believe that black cats cause bad luck.
- I don't believe black cats cause bad luck.

- Hij had de pech om zijn zoon te verliezen.
- Hij had het ongeluk zijn zoon te verliezen.

He had the misfortune to lose his son.

Dus zeilen ze weg om de verovering van Noorwegen te helpen, en het was hun pech om Jarl

So they sail off to help the conquest of Norway, and it was their bad luck to run into Jarl