Translation of "Jas" in English

0.046 sec.

Examples of using "Jas" in a sentence and their english translations:

- Ik had geen jas aan.
- Ik droeg geen jas.

I wasn't wearing a jacket.

- Trek je jas uit.
- Gelieve uw jas uit te trekken!
- Trek alstublieft uw jas uit.

- Take off your coat.
- Take your coat off.
- Please take off your coat.
- Take off your coat, please.

- Heeft u een blauwe jas?
- Heb je een blauwe jas?
- Hebben jullie een blauwe jas?

Do you have a blue coat?

- Laten we je jas halen.
- Laten we je jas pakken.

Let's get your coat.

- Je bent je jas vergeten.
- U bent uw jas vergeten.

You forgot your coat.

- Mary trekt haar jas aan.
- Mary doet haar jas aan.

Mary is putting on her coat.

Trek je jas uit.

Take off your coat.

Doe je jas aan.

- Put on your coat.
- Put your coat on.

- Gelieve uw jas uit te trekken!
- Trek alstublieft uw jas uit.

- Please take off your coat.
- Take off your coat, please.

- Mennads jas is echt mooi.
- Mennad zijn jas is echt mooi.
- De jas van Mennad is echt mooi.

Mennad's jacket is really nice.

- Hang je jas aan een klerenhanger.
- Hang je jas aan een knaapje.

Put the coat on the hanger.

Mag ik mijn jas uittrekken?

May I take off my coat?

Hij had geen jas aan.

He had no coat on.

De spijker scheurde zijn jas.

The nail tore his jacket.

Ze gaf hem zijn jas.

She handed him his jacket.

Hij heeft een jas nodig.

He needs a jacket.

Tom draagt een nieuwe jas.

- Tom's wearing a new coat.
- Tom is wearing a new coat.

Doe toch een jas aan.

You should wear a coat.

Ze heeft een jas nodig.

She needs a coat.

Ze wil een paarse jas.

She wants a purple coat.

U bent uw jas vergeten.

You forgot your coat.

Deze jas heeft geen zakken.

This coat doesn't have pockets.

Ik heb een jas nodig.

I need a coat.

Hij had een jas nodig.

He needed a coat.

Heb je een blauwe jas?

Do you have a blue coat?

Tom droeg een blauwe jas.

Tom was wearing a blue coat.

Welke kleur heeft jouw jas?

- What colour is your coat?
- What color is your coat?

Welke kleur heeft jullie jas?

- What colour is your coat?
- What color is your coat?

Ik doe mijn jas aan.

I'm wearing my jacket.

Je bent je jas vergeten.

You forgot your coat.

Meneer, u bent uw jas vergeten!

Hey mister, you forgot your coat!

Je hebt een dure jas gekocht.

You bought an expensive coat.

Ik heb een dikke jas nodig.

I need a heavy coat.

Ik heb een dunne jas nodig.

I need a light coat.

Hij maakte haar een nieuwe jas.

He made her a new coat.

Ze droeg een lange, brede jas.

She wore a long, loose coat.

Ik deed mijn jas binnenstebuiten aan.

I put my coat on inside out.

Hang je jas aan een klerenhanger.

Put the coat on the hanger.

Hangt u uw jas toch op.

Hang up your coat, please.

Ik heb een nieuwe jas nodig.

I need a new coat.

Je jas ligt onderop de stapel.

Your jacket is at the bottom of the pile.

- Tom heeft Maria een mooie jas gekocht.
- Tom heeft een mooie jas gekocht voor Maria.

- Tom bought Mary a nice coat.
- Tom bought a nice coat for Mary.

- Ze naaide een knoop op haar jas vast.
- Ze heeft een knoop op haar jas vastgenaaid.

She sewed a button on her coat.

Hij hing zijn jas aan een kapstok.

He hung his jacket on a hook.

Ik zoek een jas in mijn maat.

I'm looking for a coat in my size.

Er zit een gat in mijn jas.

There's a hole in my coat.

Waarom doe je je jas niet uit?

- Why not take your coat off?
- Why don't you take off your coat?
- Why don't you take your coat off?

Is jouw nieuwe jas zwart of grijs?

Is your new coat black or gray?

Maria deed haar jas en handschoenen uit.

Mary took off her coat and gloves.

Het is koud buiten. Doe je jas aan.

It is cold outdoors. Put on your coat.

Wie is de vrouw met de bruine jas?

- Who is the woman in the brown coat?
- Who's the woman in the brown coat?

Ik heb mijn jas expres thuis laten liggen.

I left my coat at home on purpose.

Doe je jas aan. Het is koud buiten.

Put your coat on. It's cold outside.

Deze jas heeft de ideale maat voor mij.

This coat is the perfect size for me.

- Waar is mijn mantel?
- Waar is mijn jas?

Where's my coat?

Het is koud buiten, doe uw jas aan!

It is cold outdoors. Put on your coat.

Tom naaide een knoop aan zijn jas vast.

Tom sewed a button on his coat.

Help Maria om haar jas uit te doen.

- Help Mary take off her coat.
- Help Mary take her coat off.

"Waar is je jas, vader?" "Ik heb hem verkocht." "Waarom heb je je jas verkocht?" "Hij was te warm."

"Where's your coat, Father?" "I have sold it." "Why did you sell your coat?" "It was too warm."

Ze droeg een groene jas met een bijpassend minirokje.

She was wearing a green coat with a matching mini-skirt.

Het meisje met de blauwe jas is mijn dochter.

The girl in the blue coat is my daughter.

Tom draagt vaak een spijkerbroek en een leren jas.

Tom often wears jeans and a leather jacket.

We dragen een jas omdat het hier koud is.

We are wearing a coat because it's cold here.