Examples of using "يذهب" in a sentence and their dutch translations:
Hij zal niet gaan.
op en neer geblazen
Laat Tom gaan.
Sami gaat naar de moskee.
Zo gewonnen, zo geronnen.
Gaat hij met de bus naar school?
Tom gaat vaak naar Boston.
en in feite nooit verdwijnt.
Nu gaat hij nergens meer heen.
Maar als de eerste angst is weggeëbd,
Zijn ouders gaan elke zondag naar de kerk.
Sami gaat niet naar de kerk omdat hij moslim is.
Sami ging elke dag naar de moskee.
Mijn vader gaat met de fiets naar zijn werk.
met mensen die vragen "gaat het te ver?" al in 1936.
Sami ging vrijdag naar de moskee.
Elke ramadan bezoekt Yitzhak zijn vriend Sami in een dorpje in de Westelijke Jordaanoever.
Mijn hond gaat overal met me mee.