Examples of using "إلى" in a sentence and their dutch translations:
Waar ga je heen? -Naar Maldonado.
Hij ging naar de winkel.
- Waar ga je heen?
- Waar gaat ge naartoe?
- Waar gaan jullie naartoe?
- Waar ga je naartoe?
- Waar gaat u naartoe?
- Waar gaat u heen?
- Waar gaan jullie heen?
Hij ging naar de winkel.
Van steen naar hamer, van mens naar mummie,
Ik ging naar huis.
We gaan naar de keuken.
...tot straks.
...naar Rocha brachten.
Ik moet ook zeggen dat hij een poëtische snob was!
- Ik zal je naar huis rijden.
- Ik zal je met de auto naar huis brengen.
- Ik breng je met de auto naar huis.
- Waar ga je heen?
- Waar gaat ge naartoe?
- Waar ga je naartoe?
Volgend jaar ga ik naar Mainz en dan naar Keulen.
Mijn vader is naar China gegaan.
Ik breng je van Kuala Lumpur naar Barcelona naar Beiroet.
naar walkmans en draagbare cd-spelers
We moeten daarvoor terug naar de oude Grieken.
Maar dan moet je een stap achteruit zetten
Hier zien we twee universa naast elkaar.
- Wanneer kom je thuis?
- Wanneer kom je naar huis?
Mijn zoon kwam naar mijn kamer.
Ik wil naar Italië gaan.
- Layla kwam terug thuis.
- Layle ging terug naar huis.
Er is geen binnenweg naar boven, alleen naar beneden.
terecht in de oceaan.
en terug naar zijn hoekje.
naar iPods
Ik hoor bij een generatie...
Ik sta aan jullie zijde...
Kijk eens.
Kijk dan.
om te zetten naar gekietel.
Onopvallend.
...tot de reuzen van de oceaan.
...tot bevroren koninkrijken...
...naar gevaarlijke wateren.
Terug naar mijn vader.
- Waar ga je heen?
- Waar gaan jullie naartoe?
Ik zal altijd van je houden.
- Ik breng je wel naar het vliegveld.
- Ik breng u wel naar het vliegveld.
- Ik breng je naar het vliegveld.
Sla rechtsaf.
Laten we naar het strand gaan.
- Ik zette mij naast hem.
- Ik ging naast hem zitten.
Bekijk de afbeelding.
Ga naar huis!
Ik heb een vertaler nodig.
Ik breng je naar huis.
- Waar kijk je naar?
- Waarnaar kijk je?
- Luister naar Tom.
- Hoor Tom aan!
Wij hebben een auto nodig.
Kijk eens aan!
- Ik ga lopend naar school.
- Ik ga te voet naar school.
- Waar ga je heen?
- Waar gaat ge naartoe?
Luister naar je moeder!
- Kom naar hier!
- Kom hier!
- Breng me naar je leider.
- Breng me naar jullie leider.
Ik ga naar school.
Hij ging naar de winkel.
Wij hebben uw hulp nodig.
Waar ga je heen?
- Je hebt dit nodig.
- U heeft dit nodig.
- Jullie hebben dit nodig.
Luister naar je vader.
Ik zal uw kookkunst missen.
Ik heb zijn hulp nodig.
Ik heb met vrienden gesproken.
Ik was uitgenodigd op hun huwelijksfeest.
Ga naar de hel!
Kijk daar eens naar.
Kijk eens naar dit.
Ik ging naar het ziekenhuis.
Kom naar huis.
Ga naar bed.
Wij zijn naar London gegaan.
Kijk naar de prijs.
Ik heb je hulp nodig.
Tot dan.
Dat leidde tot de formule die hem aan de macht bracht...
Ik wil naar Kyoto gaan.
Ik wil naar Tokio gaan.
- Ik moet gaan slapen.
- Ik moet naar bed.
Ik zou graag naar Japan kunnen gaan.
Mijn horloge moet worden gerepareerd.
- Waar ga je heen?
- Waar gaat ge naartoe?
- Waar gaan jullie naartoe?
- Waar ga je naartoe?
- Waar gaat u heen?
Tot ik 20 jaar geleden naar de Kalahari ging.
Mijn vader gaat met de fiets naar zijn werk.
Ik ben vorig jaar naar Japan gekomen.