Examples of using "توم" in a sentence and their dutch translations:
Tom stopte.
- Tom is gestorven.
- Tom is overleden.
Tom.
Tom won.
Hoe gaat het met Tom?
Ze houdt van Tom.
Tom reed met de auto.
Tom is gewond geraakt.
Tom is mijn vriend.
Tom schrijft een brief.
- Tom deed het licht uit.
- Tom deed de lampen uit.
- Tom heeft het licht uitgedaan.
Tom is een student.
Tom is afwezig.
- Mijn naam is Tom.
- Ik heet Tom.
- Tom is gestorven.
- Tom stierf.
- Tom is dood.
Waar is Tom?
Tom wacht.
- Tom grijnsde.
- Tom glimlachte.
- Tom glimlacht.
Tom zwaaide.
- Tom gaapte.
- Tom geeuwde.
Tom kijkt.
Tom is hier.
Tom weet het.
Tom is mijn vriend.
Tom is een volwassene.
Tom is groot.
Tom heeft het overleefd.
Tom begrijpt het.
Tom houdt echt van je!
Tom is gelukkig.
Tom is gescheiden.
- Tom is moslim.
- Tom is een moslim.
Tom is makelaar.
Tom is vertaler.
Tom is in het huis.
Tom heeft het overleefd.
Tom zwemt heel snel.
Tom is mijn halfbroer.
Bob en Tom zijn broers.
Schiet op, Tom.
Tom is een goede kok.
- Tom breit graag.
- Tom vindt breien leuk.
Tom fronste.
Tom gaf me een pen.
Tom stapt traag.
Waar is Tom geboren?
Tom houdt van kaas.
- Tom is mijn vriend.
- Tom is een vriend van mij.
- Waar is het klaslokaal van Tom?
- Waar is Toms klaslokaal?
Tom was gelukkig.
- Tom houdt van reizen.
- Tom reist graag.
Mary sloeg Tom.
Tom houdt van geld.
Tom houdt van brunettes.
Tom heeft een auto.
Tom grillt vlees.
- Dit is Toms kameel.
- Dit is de kameel van Tom.
Hallo, Tom.
- Luister naar Tom.
- Hoor Tom aan!
Tom weet het niet.
- Tom leest de Bijbel.
- Tom is de Bijbel aan het lezen.
Misschien houdt Tom van jou.
Laat Tom gaan.
Ik dacht dat Tom dood was.
Tom is weggegaan.
Tom loog.
Tom heeft verloren.
- Tom is verhuisd.
- Tom bewoog.
Is Tom gelukkig?
Tom is streng.
Tom is groot en sterk.
- Wie hielp Tom?
- Wie heeft Tom geholpen?
Tom heeft immuniteit.
Houdt Tom van tomaten?
Het is te groot.
Tom is een leraar Frans.
Tom won de loterij.
- Tom vindt jou leuk.
- Tom vindt u leuk.
- Tom vindt jullie leuk.
Tom was heel bang.
Tom scoorde een doelpunt.
Tom had mij bijna overtuigd.
- Tom drinkt water.
- Tom is water aan het drinken.
Tom kent me niet.
Tom is een goede vent.