Examples of using "Tuz" in a sentence and their dutch translations:
Er is geen zout meer.
Heb je zout toegevoegd?
Is er zout over?
Zij heeft suiker en zout verwisseld.
Er is geen zout meer.
Is er zout over?
Moet ik zout toevoegen?
Zeewater bevat zout.
Hij deed per ongeluk zout in zijn kopje koffie.
...het zout omlaag gaat en het op kamertemperatuur komt.
Mary kookt zonder zout.
Er is te veel zout in die soep.
Zouden we er een beetje meer zout bij doen?
Er is te veel zout in die soep.
Zout is een onmisbaar ingrediënt om te koken.
Natriumchloride is algemeen bekend als zout.
Zout helpt voedsel te conserveren tegen bederf.
- Ik vroeg om extra zout op mijn frieten.
- Ik vroeg om extra zout op mijn friet.
- Ik vroeg om extra zout op mijn frietjes.
- Ik vroeg om extra zout op mijn patat.