Examples of using "Sor" in a sentence and their dutch translations:
- Vraag maar!
- Vraag!
- Stel je vraag.
- Stel jullie vraag.
Vraag het aan de politieagent.
- Vraag het aan Tom.
- Vraag Tom.
- Vraagt u het eender wie.
- Vraag maar aan wie dan ook.
Vraag rond.
- Vraag hen.
- Vraag het aan hen.
Vraag maar!
Vraag het aan papa!
- Vraag het hem.
- Vraag hem.
Vraag het me morgen.
Vraag het opnieuw aan Tom!
Vraag het ze nog eens.
Vraag de weg aan de politieagent.
Vraag een politieman!
Vraag alsjeblieft iemand anders.
- Vraag me alles!
- Vraag me maar iets!
- Vraag me iets!
Vraag iedere vrouw.
Vraag het later nog eens.
Vraag hem eens of hij Japans spreekt.
Vraag Tom of hij heeft gestemd.
Vraag haar hoeveel soep ze wil.
Vraag hem waar hij zijn auto geparkeerd heeft.
Vraag mij iets gemakkelijkers.
Vraag haar of ze het gat in je spijkerbroek dichtnaait.
Vraag niet wat ze denken. Vraag wat ze doen.
Vraag hem wanneer het volgende vliegtuig gaat.
Vraag het volgende keer voordat je mijn auto gebruikt.
Vraag maar aan Tom.
Stel alleen vragen die zijn te beantwoorden met "ja" of "nee".
Vraag Tom of hij bereid is om in deeltijd te werken.