Examples of using "Mum" in a sentence and their dutch translations:
De kaars is uitgegaan.
Jij hebt kaarsen gekocht.
Het kaarsje is vanzelf uitgegaan.
Ik hou van kaarslicht.
Zijn dit kaarsen?
Het kaarsje is vanzelf uitgegaan.
Tom stak een kaars aan.
Jij hebt kaarsen gekocht.
Zet alsjeblieft wat kaarsen op de verjaardagstaart.
Bij het binnengaan van de kamer bemerkte hij dat er een kaars brandde op tafel. Hij herinnerde zich, dat die kaars daar tevoren niet was.