Examples of using "Günü" in a sentence and their dutch translations:
Valentijnsdag valt dit jaar op een zondag.
- Ik werk niet op zondag.
- Ik werk 's zondags niet.
En zondag?
Fijne Thanksgiving.
Het valt op zondag.
Tot zondag!
Morgen is het Kerstmis.
Gelukkige Moederdag!
Morgen is het Moederdag.
Het is vandaag Moederdag.
Vandaag is het Onafhankelijkheidsdag.
Ik zie je maandag.
Ik vertrek zondag.
Laten we overmorgen samenkomen.
Tot donderdag!
Morgen is het betaaldag.
Ik was in Boston op kerstdag.
Ik kan niet op maandag gaan.
Ik werk zelfs op zondag.
We willen een goede dag hebben,
School gaat maandag open.
Heb je dinsdag tijd?
Ze vertrok op kerstdag.
Ik kom je zondag bezoeken.
Ik kon niet naar het verjaardagsfeestje komen.
De zevende dag van de week is zondag.
Zondags ga ik naar de kerk.
- Kom dinsdag, zo mogelijk.
- Kom als het kan dinsdag.
- Ik werk niet op zondag.
- Ik werk 's zondags niet.
- Ik werk zondags niet.
Het officiële begin is op zaterdag.
Tom is vandaag jarig.
- Zaterdag is mijn vader vrij.
- Mijn vader heeft vrij op zaterdag.
Ik ga niet naar school op zondag.
Maandag begint op zaterdag.
- Ik heb mijn verjaardagscadeau ontvangen.
- Ik ontving mijn verjaardagscadeau.
Ik bracht de hele dag door aan het strand.
De bruiloft vindt zaterdag plaats.
- Morgen is haar verjaardag.
- Morgen is het haar verjaardag.
Fijne Onafhankelijkheidsdag!
De lessen beginnen op maandag.
Ik moet maandag komen.
We zullen maandag met hem praten.
In Brazilië is het morgen Moederdag.
Toms verjaardag was gisteren.
Morgen is het de laatste schooldag.
Het ongeluk vond op vrijdag plaats.
Ik moest op zondag werken.
Vandaag is onze laatste schooldag.
We spelen op zondag.
Vandaag is de laatste dag van onze vakantie.
We hebben de hele dag op je gewacht.
De winkels zijn op zondag gesloten.
Alles wordt maandag besloten.
- Ze kunnen maandag of dinsdag komen, maar niet woensdag of donderdag.
- Ze kunnen komen op een maandag of een dinsdag, maar niet op een woensdag of een donderdag.
- Ze kunnen 's maandags of dinsdags komen, maar niet 's woensdags of donderdags.
Mijn vader stierf op een vrijdag.
Weet je die dag nog, dat we dat ongeluk gezien hebben?
Zijn plan was om maandag te beginnen.
Afgelopen zondag ben ik naar het park gegaan.
Ik ben vrij op zondag.
Je moet zaterdag niet komen werken.
Een week telt zeven dagen.
Heb je dinsdag tijd?
We hebben de hele dag in het Yogogipark doorgebracht.
Ik hoop dat je naar mijn verjaardagsfeestje zal komen.
Vandaag is de dag van mijn voorbestemde afspraak.
Morgen is het Kerstmis.
- Herinner je je de dag nog dat we elkaar voor het eerst ontmoet hebben?
- Herinner je je de dag nog dat wij elkaar hebben leren kennen?
Ga je op zaterdag naar school?
Zijn verjaardag is op vijf mei.
Ik haat verjaardagsfeestjes.
Toms verjaardag is 25 maart.
Zijn de winkels open op zaterdag?
De dierentuin was op Eerste Kerstdag gesloten.
Ik zou op zondag met hem gaan tennissen.
Ik kon niet op zijn verjaardagsfeestje komen.
Tom heeft op maandag niet geoefend.
Fijne Internationale Vrouwendag!
Mijn vader gaat 's zondags naar de kerk.
Valentijnsdag wordt gevierd in februari.
Dit is de beste dag van m'n leven.
- Wat doet je familie op kerstdag?
- Wat doet uw familie op kerstdag?
- Wat doet jullie familie op kerstdag?
- Ga je naar de kerk op kerstdag?
- Gaat u naar de kerk op kerstdag?
- Gaan jullie naar de kerk op kerstdag?