Examples of using "Gidecek" in a sentence and their dutch translations:
- Zal je gaan?
- Zult u gaan?
- Zullen jullie gaan?
Wie zal gaan?
Het schip is onderweg naar Finland.
Hij zal naar de stad gaan.
- Ga je met de trein?
- Gaat u met de trein?
- Gaan jullie met de trein?
Ga jij daar heen?
Ze zal morgen naar de bioscoop gaan.
Ga je morgen vertrekken?
- Gaan jullie ook?
- Gaat u ook?
- Hij gaat volgende maand naar Parijs.
- Hij vertrekt volgende maand naar Parijs.
Een trein zal binnenkort vertrekken.
Deze tanker vaart naar Koeweit.
Tom was de laatste student die vertrok.
Tom gaat weg, of niet?
Hij zal volgende maand naar New York gaan.
Ze zal aankomen in Tokio begin volgende maand.
Hij gaat volgende maand naar Parijs.
Ik kon nergens anders heen.
- Tom kan nergens heen.
- Tom kan nergens naartoe.
Wanneer gaat Tom naar Boston?
Wanneer gaat Tom naar Boston?
Mijn vader gaat volgende week naar buitenland.
Een vriend van mij, George, gaat deze zomer naar Japan.
Ga je deze zomer ergens naartoe?
Ga je nog een keer naar het strand vandaag?
Is het waar dat je in Londen gaat studeren?
Het feit dat je deze stad gaat verlaten is bedroevend.
Gaat ze volgend jaar naar de Verenigde Staten?
Als je weer naar Turkije gaat, neem dan voor mij een fles raki mee.
Ik maak me zorgen als we die kant op blijven gaan, met weinig water.