Examples of using "Bisikleti" in a sentence and their dutch translations:
Geef deze fiets wat olie.
Zijn fiets is blauw.
Toms fiets is gestolen.
De jongen zijn fiets is in de garage.
Ze heeft geen fiets.
De jongen heeft een fiets
Hij heeft geen fiets.
Mag ik deze fiets gebruiken?
Ik heb de fiets gisteren gerepareerd.
Deze fiets is makkelijk om op te rijden.
De jongen ontkende de fiets gestolen te hebben.
Haar fiets is beter dan de mijne.
Hij wast de fiets elke week.
Hoeveel kost die mountainbike?
Elke jongen heeft een fiets.
Tom heeft een zwarte fiets.
Tom heeft een nieuwe fiets.
Maurice Ravel had een mooie fiets.
Van wie is die fiets?
Felipe heeft twee auto's en één fiets.
Ik weet niet of Tom een fiets heeft of niet.
Deze namiddag zal ze de fiets reinigen.
Weten jullie van wie deze fiets is?
- Felipe heeft twee auto's en één motor.
- Felipe heeft twee auto's en één fiets.
Vier jaar geleden heb ik deze fiets gekocht.
Ik zal je die fiets geven als verjaardagsgeschenk.
Tom heeft geen fiets.