Translation of "Viste" in Dutch

0.008 sec.

Examples of using "Viste" in a sentence and their dutch translations:

¿La viste?

- Heb je het gezien?
- Zag je dat?

¿Lo viste?

Heb je hem gezien?

¿Qué viste?

Wat heb je gezien?

¿Viste algo?

Heb je iets gezien?

Lo viste.

Je hebt het gezien.

- ¿Lo viste?
- ¿Has visto eso?
- ¿Viste eso?

- Heb je dat gezien?
- Heeft u dat gezien?
- Hebben jullie dat gezien?

- ¿Viste la televisión anoche?
- ¿Anoche viste la televisión?

Heb je verleden nacht naar de televisie gekeken?

- ¿Dónde viste al muchacho?
- ¿Dónde viste al niño?

- Waar heb je de jongen gezien?
- Waar hebben jullie de jongen gezien?
- Waar heeft u de jongen gezien?

- ¿Viste la televisión anoche?
- ¿Anoche viste la televisión?
- ¿Viste la televisión la pasada noche?

- Hebt gij gisteravond televisie gekeken?
- Heb je gisteravond naar de tv gekeken?

¿Le viste salir?

Hebt ge hem zien buitengaan?

No lo viste.

Je hebt hem niet gezien.

¿Viste su cara?

Heb je zijn gezicht gezien?

¿Viste esta película?

Heb je deze film gezien?

¿A quién viste?

Wie heb je gezien?

¿Qué película viste?

- Welke film hebben jullie gekeken?
- Welke film heb je gezien?

¿Cuándo la viste?

Wanneer hebt ge haar ontmoet?

- ¿Viste la televisión la pasada noche?
- ¿Viste televisión anoche?

Heb je verleden nacht naar de televisie gekeken?

- ¿Viste como él me miró?
- ¿Acaso viste cómo me miró?

Heb je gezien hoe hij me bekeken heeft?

¿Ya viste un OVNI?

Heb je al een ufo gezien?

¿Cuál película viste hoy?

Welke film heb je vandaag bekeken?

Tom nunca viste de rojo.

Tom draagt nooit rood.

¿Dónde viste a esas mujeres?

Waar heb je die vrouwen gezien?

¿Cuándo lo viste a él?

Wanneer heb je hem ontmoet?

¿Viste ayer el eclipse solar?

Heb je gisteren de zonsverduistering gezien?

¿Dónde lo viste a Tomás?

Waar heb je Tom gezien?

- ¿Qué has visto?
- ¿Qué viste?

- Wat heb je gezien?
- Wat zag je?

Ella siempre se viste de negro.

Zij kleedt zich altijd in het zwart.

Una enfermera se viste de blanco.

Een verpleegster kleedt zich in het wit.

¿A cuál de mis sirvientes viste?

Wie van mijn bediendes hebt ge gezien?

¿Viste a alguien en la tienda?

Heb je iemand gezien in de winkel?

Lo que viste fue un delfín.

Wat je zag was een dolfijn.

Ella nunca se viste de verde.

Ze draagt ​​nooit groen.

¿Cuánta gente viste en el parque?

- Hoeveel mensen zag je in het park?
- Hoeveel mensen heb je in het park gezien?

- No lo viste.
- No lo has visto.

- Ge hebt hem niet gezien.
- Je hebt hem niet gezien.

¿Lo viste en la estación esta mañana?

- Heb je hem vanmorgen op het station gezien?
- Heeft u hem vanmorgen op het station gezien?
- Hebben jullie hem vanmorgen op het station gezien?

¿Viste a alguien en el centro comercial?

Heb je iemand in het koopcentrum gezien?

- ¿Qué película viste?
- ¿Qué película has visto?

Welke film heb je gezien?

Dime lo que viste en ese momento.

Zeg mij wat ge op dat ogenblik gezien hebt.

¿Cuándo viste a Tom por última vez?

Wanneer zag je Tom voor het laatst?

- ¿No viste a un perro pasar por el patio?
- ¿No viste al perro pasar corriendo por el jardín?

Zag je de hond niet door de tuin lopen?

¿Viste la película de vaqueros anoche en televisión?

Zag je de cowboyfilm gisteravond op tv?

¿Acaso viste lo grande que es su casa?

Heb je gezien hoe groot hun huis is?

- ¿Cuándo viste mi cicatriz?
- ¿Cuándo vio usted mi cicatriz?

Wanneer heb je mijn litteken gezien?

- ¿Dónde has visto a esta mujer?
- ¿Dónde viste a esta mujer?
- ¿Dónde vio usted a esa mujer?
- ¿Dónde viste a esa mujer?

Waar heeft u deze vrouw gezien?

¿Dónde lo viste por primera vez? En una acción militar

Wanneer zag je hem voor het eerst? Het was bij een militair optreden...

¨¿Viste la televisión la semana pasada?¨ ¨No, no la vi.¨.

"Heb je vorige week naar tv gekeken?" "Nee, dat heb ik niet gedaan."

La persona que viste ayer en mi oficina es un belga.

De man die je gisteren in mijn kantoor zag komt uit België.

- No viste nada.
- No has visto nada.
- Tú no has visto nada.

Je hebt niets gezien.

Él se viste como un caballero pero habla y actúa como un payaso.

Hij is gekleed als een heer, maar hij spreekt en gedraagt zich als een paljas.

- ¿Dónde lo viste a Tomás?
- ¿Dónde lo vio a Tomás?
- ¿Dónde lo vieron a Tomás?

Waar heb je Tom gezien?

- ¿Has visto a Tom enfadado alguna vez?
- ¿Viste alguna vez a Tom de mal humor?

Heb je ooit Tom kwaad gezien?

- ¿Viste la silla de ruedas del abuelo?
- ¿Has visto la silla de ruedas del abuelo?
- ¿Vieron la silla de ruedas del abuelo?

- Heb je opa's rolstoel gezien?
- Hebben jullie opa's rolstoel gezien?

- ¨¿Viste la televisión la semana pasada?¨ ¨No, no la vi.¨.
- "¿Has visto la tele la semana pasada?" "No, no lo he hecho."

"Heb je vorige week naar tv gekeken?" "Nee, dat heb ik niet gedaan."

- ¿Alguna vez has visto un ovni?
- ¿Has visto alguna vez un ovni?
- ¿Has visto alguna vez un OVNI?
- ¿Ya has visto un OVNI?
- ¿Ya viste un OVNI?

- Heb jij al een ufo gezien?
- Heb je al een ufo gezien?