Examples of using "Niño" in a sentence and their dutch translations:
De jongen kwam terug.
Ik zie een jongen.
De jongen slaapt.
Hij is maar een kind.
Hij is maar een kind.
Het kind is vies.
Zwijg en luister, jongen!
Je bent zo'n schattige jongen.
Ik ben in verwachting.
Ik zie de jongen.
Ik zie een jongen.
De baby slaapt nog.
Je bent zo'n schattige jongen.
Zelfs een kind kan het begrijpen.
Een kind heeft liefde nodig.
Iedereen looft de jongen.
Een jongen of een meisje?
Wij hebben een kind geadopteerd.
Wat zei de jongen?
De jongen springt.
Die jongen eet niet.
Ik ben een goede jongen.
Zwijg en luister, jongen!
Je bent maar een kind.
Het kind kan lopen.
- Jij bent een raar kind.
- U bent een vreemd kind.
Het kind schilderde bloemen.
Het is gewoon een baby.
- Er is een kind vermist.
- Er wordt een kind vermist.
De jongen zweeg.
De jongen heeft dorst.
De jongen begon te huilen.
Hij is geen jongen meer.
Zelfs een kind kan het begrijpen.
Het kind rende naar zijn moeder.
Ben jij een meisje of een jongen?
Zwijg en luister, jongen!
dat er een kind naar me staart.
Hij is een bedorven kind.
Wees geen slechte jongen.
Je bent geen kind meer.
"Ik ben Japanner", antwoordde de jongen.
De jongen gooide het glas om.
- De jongen gooide een steen.
- De jongen heeft een steen gegooid.
Ik ben maar een kleine jongen.
Hij is geen jongen meer.
- Die jongen is erg slim.
- Die jongen is erg intelligent.
Tom is een verwend kind.
Ik ben maar een kleine jongen.
De jongen is extreem verlegen.
De jongen koopt een hond.
Hoe heette die jongen ook alweer?
Doe het kind dit kledingstuk aan.
De jongen heeft een krant.
Dat weet een klein kind.
Deze jongen is mijn zoon.
Waar is je mama, jongetje?
Het kind streelt de kat.
De hond viel het jongetje aan.
Je bent geen kind meer.
Elke jongen heeft een fiets.
Zelfs een kind kan het begrijpen.
Hij is de grootste jongen.
Ze zochten allen naar het vermiste kind.
Het kind weent al niet meer.
Als kind had ik waterpokken.
De jongen begon te gillen.
- Ik ben zwanger.
- Ik ben in verwachting.