Examples of using "Pasada" in a sentence and their dutch translations:
Hij was vorige week ziek.
Ik werd na middernacht wakker.
Hij was vorige week ziek.
- De oude is vorige week overleden.
- De oude man is vorige week overleden.
De oude man is vorige week overleden.
Ik heb het vorige week gekocht.
We werden na middernacht wakker.
Ze is vorige week overleden.
Hij was vorige week ziek.
De vorige week ben ik begonnen Chinees te leren.
De vorige week ben ik begonnen Chinees te leren.
Hij won vorige week de prijs.
Minirokjes zijn uit de mode geraakt.
De oude man is vorige week overleden.
Tom kwam hier vorige week.
- Ik was afgelopen week erg bezig.
- Afgelopen week was ik erg bezig.
Ik heb hem vorige week betaald.
Ik had het vorige week niet druk.
Haar vader is vorige week overleden.
Tom was de vorige week ziek.
Hij is sinds vorige week ziek.
Ik zag mijn opa vorige week.
Ze hebben vorige week de berg Fuji beklommen.
Vorige week heb ik een Duitse film gezien.
Ik zag mijn opa vorige week.
Ze hebben vorige week de berg Fuji beklommen.
De vorige week ben ik begonnen Chinees te leren.
De maan was helder vorige nacht.
Ik heb hem vorige week betaald.
Onze proef is mislukt vorige week.
Er was donder en bliksem vorige nacht.
Hij is vorige week naar de Verenigde Staten gegaan.
Mijn vrouw kreeg vorige week een baby.
- Hij is afgelopen week naar Amerika gegaan.
- Hij is vorige week naar de Verenigde Staten toe gegaan.
Ik ben blij dat ik u de vorige week kon helpen.
Ik was vorige week van plan de tempel te bezoeken.
Vorige week at ik elke dag pizza.
- Hij is afgelopen week naar Amerika gegaan.
- Hij is vorige week naar de Verenigde Staten toe gegaan.
Tom en Mary zijn vorige week uit elkaar gegaan.
- Wat was het beste cadeau dat je afgelopen kerst hebt gekregen?
- Wat was het beste cadeau dat u afgelopen kerst heeft gekregen?
- Wat was het beste cadeau dat jullie afgelopen kerst hebben gekregen?
Vorige nacht hebben we van op het dak de sterren bekeken.
Ik heb mijn man tot na middernacht opgewacht.
Dit is de jurk die ik vorige week heb gemaakt.
Heb je verleden nacht naar de televisie gekeken?
Ik heb Tom een cadeautje gekocht afgelopen Kerstmis.
Vorige week kocht uw broer een roze vrachtwagen.
Dit zijn de schoenen die ik vorige week kocht.
Hij is vorige week naar de Verenigde Staten gegaan.
"Heb je vorige week naar tv gekeken?" "Nee, dat heb ik niet gedaan."
"Heb je vorige week naar tv gekeken?" "Nee, dat heb ik niet gedaan."
Het examen dat hij vorige week afgelegd heeft was uiterst moeilijk.
Ik was voornemens de tempel vorige week te bezoeken.
Afgelopen week heeft ze een schitterende dochter gekregen.
Ik liep vorige week op een feestje Mary tegen het lijf.
Vorige week heb ik u een brief gestuurd en vandaag stuur ik u er nog één.
Ik kwam Mary tegen op het feest afgelopen week.
Vorige week heb ik u een brief gestuurd en vandaag stuur ik u er nog één.
Deze roman is interessanter dan deze die ik vorige week gelezen heb.
Ze zeggen dat Mary vorige week ziek was, maar nu ziet ze er goed uit.
- Hebt gij gisteravond televisie gekeken?
- Heb je gisteravond naar de tv gekeken?
Deze foto heb ik vorige week gemaakt.
We hebben elkaar vorige Kerstmis op het kantoorfeest ontmoet.