Translation of "Suecia" in Dutch

0.009 sec.

Examples of using "Suecia" in a sentence and their dutch translations:

Vienen de Suecia.

Zij komen uit Zweden.

Quiero ir a Suecia.

Ik wil naar Zweden gaan.

Tú vienes de Suecia.

- Jij komt uit Zweden.
- U komt uit Zweden.
- Jullie komen uit Zweden.

Suiza no es Suecia.

Zwitserland is geen Zweden.

- La población de Suecia crece.
- La población de Suecia está en aumento.

De bevolkingsomvang van Zweden groeit.

Suecia tiene su propia lengua.

Zweden heeft zijn eigen taal.

La población de Suecia crece.

De bevolkingsomvang van Zweden groeit.

- La población de Suecia está en aumento.
- La población de Suecia está creciendo.

De bevolking van Zweden groeit.

Estas cosas solo pasan en Suecia.

Deze dingen gebeuren alleen in Zweden.

Tuvimos unas maravillosas vacaciones en Suecia.

We hebben een geweldige vakantie in Zweden gehad.

Vivo en el norte de Suecia.

Ik woon in Noord-Zweden.

Suecia es el país más grande de Escandinavia.

Zweden is het grootste land in Scandinavië.

Marina es de Rusia y Clarissa es de Suecia.

Marina komt uit Rusland en Clarissa komt uit Zweden.

Algunas personas dicen que Suecia es solamente un país pequeño

Sommigen zeggen dat Zweden maar een klein land is

Los políticos suecos invitaron a Bernadotte a convertirse en príncipe heredero de Suecia:

nodigden Zweedse politici Bernadotte uit om kroonprins van Zweden te worden:

El puente entre Dinamarca y Suecia es de alrededor de cinco millas de largo.

De brug tussen Denemarken en Zweden is bijna vijf mijl lang.

El príncipe heredero Bernadotte llevó a Suecia a la Sexta Coalición y declaró la guerra a Francia.

kroonprins Bernadotte Zweden naar de Zesde Coalitie en verklaarde hij de oorlog aan Frankrijk.