Examples of using "Sofá" in a sentence and their dutch translations:
Het ligt op de sofa.
- Ik wil een bank kopen.
- Ik wil graag een bank kopen.
Hoeveel kost deze bank?
Het ligt op de sofa.
Hij ligt op de bank.
Ga niet op de bank zitten.
We willen graag een bank kopen.
Kan ik op de sofa slapen?
Ik ben op de sofa gaan zitten.
De kat heeft mijn sofa vernield.
Het kind lag op de bank.
De kat slaapt op de sofa.
Tom ging op de bank zitten.
Er ligt een afstandsbediening voor de tv onder de bank.
- De kat slaapt op de sofa.
- De kat slaapt op de bank.
- De kat is aan het slapen op de bank.
Ze gaat op de gele bank zitten.
Mag ik vannacht op jouw bank slapen?
Tom ligt op de sofa tv te kijken.
Hij lag op een sofa met gesloten ogen.
Tom ligt op de sofa tv te kijken.
- Er ligt een afstandsbediening voor de tv onder de bank.
- De zapper ligt onder de divan.
- De afstandsbediening ligt onder de bank.
Daar hij moe was, zat hij in de sofa met gesloten ogen.