Examples of using "Respuesta" in a sentence and their dutch translations:
- Uw antwoord is juist.
- Jouw antwoord is juist.
- Jouw antwoord is goed.
Is mijn antwoord juist?
- Uw antwoord is fout.
- Je antwoord is fout.
Oké, heb je geantwoord?
Weet je het antwoord?
Geef me antwoord.
Wij hebben een antwoord nodig.
Zij weet wellicht het antwoord.
Ik heb geen antwoord ontvangen.
Er is geen antwoord op jouw vraag.
Heb je daarop geantwoord?
En het antwoord is: ja.
was hun antwoord meestal:
Brussel was het antwoord.
- Uw antwoord is fout.
- Je antwoord is fout.
- Jullie antwoord is fout.
Het antwoord maakte mij boos.
- Het antwoord was gemakkelijk.
- Het antwoord was makkelijk.
Het antwoord was ja.
- Uw antwoord is juist.
- Jouw antwoord is juist.
- Ze gaf een vaag antwoord.
- Hij gaf een vaag antwoord.
Klopt dit antwoord?
Het antwoord is 42.
Kunt u uw antwoord toelichten?
Dat is mijn antwoord!
Bedankt voor uw antwoord.
Wat is uw antwoord?
Zijn antwoord was negatief.
Zijn antwoord was logisch.
Hij gaf een onbeleefd antwoord.
- Wat is je antwoord?
- Wat is jouw antwoord?
- Wat is uw antwoord?
Je antwoord is fout.
Is mijn antwoord juist?
Is mijn antwoord juist?
- Er is geen antwoord op uw vraag.
- Er is geen antwoord op jouw vraag.
- Er is geen antwoord op jullie vraag.
Er moet een antwoord zijn. Op alles is er een antwoord.
Zij weet wellicht het antwoord.
Er is geen antwoord op je vraag.
Het antwoord is: alles.
Maar er is een duidelijk antwoord:
Het antwoord dat ik het meest hoor,
Is het antwoord niet eenvoudig?
Misschien wist zij het antwoord.
Zeg hem het antwoord niet.
Bedankt voor uw snelle antwoord.
Hoe luidt het juiste antwoord?
Waar wacht je op? Geef een antwoord.
Ligt het antwoord niet voor de hand?
Zij kan het antwoord weten.
- Jouw antwoord is nonsens.
- Jouw antwoord is onzin.
Jouw antwoord is nog steeds onjuist.
Dit antwoord maakte hem woedend.
Hij gaf mij een nietszeggend antwoord.
Hij gaf zijn ouders antwoord.
Zijn domme antwoord verbaasde iedereen.