Translation of "Preparó" in Dutch

0.008 sec.

Examples of using "Preparó" in a sentence and their dutch translations:

Ella me preparó té.

Ze maakte thee voor me.

Mamá nos preparó el almuerzo.

Moeder maakte ons middageten klaar.

Ella preparó sopa de verduras anoche.

Ze heeft gisteravond groentesoep gemaakt.

Tom preparó espaguetis para la cena.

- Tom maakte spaghetti voor het avondeten.
- Tom heeft spaghetti voor het avondeten gemaakt.

Tom se preparó algo para comer.

Tom heeft zich iets te eten gemaakt.

- La hermana de George me preparó algunos sándwiches.
- La hermana de Jorge me preparó un par de sándwiches.

- De zuster van George heeft me een paar sandwiches gemaakt.
- George's zuster heeft een paar sandwiches voor me gemaakt.

Después de comer, ella se preparó para salir.

Na het eten maakte ze zich klaar om uit te gaan.

- Tom cocinó la cena.
- Tom preparó la cena.

- Tom heeft het avondmaal klaargemaakt.
- Tom heeft het diner bereid.

Tom preparó bocadillos de atún para Mary y John.

Tom maakte broodjes met tonijn voor Maria en John.

- Ella me hizo una torta.
- Ella me preparó una tarta.
- Ella me horneó una torta.

- Ze heeft voor mij een cake gebakken.
- Ze bakte een cake voor mij.

- La hermana de George me hizo algunos sándwiches.
- La hermana de George me preparó algunos sándwiches.

- De zuster van George heeft me een paar sandwiches gemaakt.
- George's zuster heeft een paar sandwiches voor me gemaakt.

Uno preparó las prensas del vino, otro limpió las jarras y otro dobló los mimbres formando cestos.

De ene bereidde de wijnpersen, een andere maakte de kruiken schoon en een andere vlechtte manden.