Examples of using "Hermana" in a sentence and their dutch translations:
Ik ben uw zuster.
- Zij is mijn zuster.
- Zij is mijn zus.
- Ze is mijn zus.
Ik heb één zus.
- Mijn zus is knap.
- Mijn zus is mooi.
Waar is jullie zuster?
En je zus?
Ik heb nog een andere zuster.
- Zij is mijn zuster.
- Zij is mijn zus.
Zij is mijn oudere zus.
Ik bel mijn zus op.
Haar zus ziet er jong uit.
- Mijn zus is beroemd.
- Mijn zuster is beroemd.
- Mijn zus is knap.
- Mijn zus is mooi.
Zijn zus ziet er jong uit.
Hoe gaat het met je zus?
Woont je zus daar?
Wij zijn broer en zus.
Je bent net als je zus.
Is zij uw zuster?
Zij is mijn zuster.
Ik haat mijn zus.
Ik heb een tweelingzus.
- Heb je een tweelingzuster?
- Heb je een tweelingzus?
Mijn zus is een verpleegster.
Ik ben je zus.
Waar is jullie zuster?
Gisteren is mijn zus naar Kobe gegaan.
"Mijn zus is verliefd op jou." "Wat?"
Mijn zus speelt met een pop.
Ik ging naar de dierentuin met mijn zuster.
- Mijn zuster was een heel mooie vrouw.
- Mijn zus was een erg knappe vrouw.
En mijn zus had gelijk.
Mijn zusje speelt met poppen.
Mijn zus is heel intelligent.
Mijn zus is eindelijk getrouwd.
"Wie heeft je gebracht?" "Mijn zus."
Kunt ge haar onderscheiden van haar zus?
Ik ben aan het lunchen met mijn zus.
Mijn zus heeft een baan.
Ana heeft geen zusters.
Haar zus woont in Schotland.
- Mijn zuster is drie jaar oud.
- Mijn zus is drie jaar oud.
Mijn zus zingt heel mooi.
Ik heb mijn zus daar gezien.
Mijn zusje begon te huilen.
- Mijn zuster heeft een piano.
- Mijn zus heeft een piano.
- Klootzak!
- Bastaard!
- Eikel!
- Jij klootzak!
Mijn zus huilt vaak.
Hebben jullie zussen?
Pedro heeft geen zus.
Zij is mijn oudere zus.
Hebben jullie zussen?
Mijn zus is heel intelligent.
Mijn zus gaat elke ochtend onder de douche.