Examples of using "Maneja" in a sentence and their dutch translations:
- Rij.
- Rij maar.
- Rij gewoon.
- Jij rijdt.
- U rijdt.
- Jullie rijden.
Rij langzaam!
- Hij rijdt heel snel.
- Hij rijdt heel vlug.
Mijn vrouw kan slecht autorijden.
Tom bestuurt een Ford.
Mijn oom runt een hotel.
Rij alsjeblieft voorzichtig.
Mijn vader runt een restaurant.
Mijn oudere broer runt dat bedrijf.
- Rij voorzichtig.
- Voorzichtig rijden.
Tom is welbespraakt.
een bepaalde gemeenschap die deze hulpbron beheert
Tom rijdt in een Toyota.
De paardenkrachten van een auto helpen niet als 't een ezel is die hem stuurt.