Examples of using "Aquella" in a sentence and their dutch translations:
Ik wil die handtas.
- Heb je die fles?
- Heeft u die fles?
- Hebben jullie die fles?
- Bekijk dit huis.
- Kijk eens naar dat huis.
Hoe hoog is die toren?
Hoe hoog is die toren?
- Wie is deze persoon?
- Wie is die persoon?
Dat is onze buurvrouw.
Dit huis is beroemd.
- Wie is die vrouw?
- Wie is deze vrouw?
Dat huis is groot.
Hoe hoog is die toren?
Dat is het huis waar hij woont.
Toen zaten gevangenen...
Dat telefoontje heeft haar leven veranderd.
- Dat huis is van mij.
- Dit huis is van mij.
In die tijd gebruikten we...
Wat kocht ze in die winkel?
Mijn oudere broer runt dat bedrijf.
Kijk eens naar dat huis.
Die berg beklimmen was een fluitje van een cent.
Hoe hoog is die toren?
Hoe hoog is die berg?
Hij woont in dat gele huis.
Ik wil die tas.
En drie maanden later had ik dat gesprek.
Ik ben de laatste Sherpa van die expeditie die nog leeft.
Wie is die vrouw die daar staat?
In die tijd waren er nog geen computers.
De regel gold voor iedereen.
Dit tapijt is waardevoller dan dat andere.
Ik herinner me die muziek ooit ergens gehoord te hebben.
- Wie is deze persoon?
- Wie is die persoon?
Dat huis is groot.
Dit huis is beroemd.
Dat huis is van mij.
Ik ga graag in die winkel inkopen.
Zonder uw hulp zou ik die crisis niet te boven zijn gekomen.
Ik kan me de melodie van dat lied niet herinneren.
Vroeger hadden mensen geen airconditioning,
Kancha Sherpa is het enige nog levende lid van die oorspronkelijke expeditie.
- Bekijk dit huis.
- Kijk eens naar dat huis.
Ik wil die handtas.
Kunt ge die berg zien waarvan de top met sneeuw bedekt is?
- Dat is mijn huis.
- Dit is mijn huis.
Het meisje met wie je praatte, is de eigenares van die schoenenwinkel.
"Kijk daarheen, papa, een haai!" "Dat is een walvis, Tom."
Toen was dit een centrum... ...aangezien er geen mobiele telefoons waren.
Naoko woont in dat witte huis.
- Wie is die vrouw?
- Wie is deze vrouw?
- Bekijk deze hoge berg.
- Kijk naar die hoge berg!
Ik ben doodnieuwsgierig naar wat er in die enorme blauwe doos zit.
Deze bloem is mooier dan die.
- Wie is deze persoon?
- Wie is die persoon?
Ik kan me de melodie van dat lied niet herinneren.
Zonder uw hulp zou ik die crisis niet te boven zijn gekomen.
Naoko woont in dat witte huis.
Hoe hoog is die toren?