Examples of using "Padre" in a sentence and their dutch translations:
Goed!
Mijn vader is leraar.
- Mijn vader is arts.
- Mijn vader is dokter.
Waar is je vader?
- Waar is je vader?
- Waar is jullie vader?
- Je vader is groot.
- Jullie vader is groot.
- Uw vader is groot.
- Ik ken je vader.
- Ik ken jullie vader.
- Ik ken uw vader.
Is zijn vader dokter?
Dit is mijn vader.
Ken je haar vader?
Hij is mijn vader.
- Is je vader dokter?
- Is jullie vader een dokter?
Haar vader is Japanner.
- Da's niet gek!
- Gaaf!
- Cool!
- Briljant!
Mijn vader rookt.
Zijn vader stierf.
- Fantastisch!
- Wonderbaarlijk!
- Geweldig.
Ik herinner me je vader.
- Mijn vader is gestopt met roken.
- Mijn vader stopte met roken.
Mijn vader is gezond.
- Zijn vader is Japans.
- Zijn vader is Japanner.
Ik leer veel van mijn vader.
Ik zal je over mijn vader vertellen.
Heb je mijn vader gezien?
Zijn vader is Japans.
- Ik heb uw vader gezien.
- Ik heb jullie vader gezien.
Hoe oud is je vader?
Ik zal je over mijn vader vertellen.
Mijn vader wordt ouder
Mijn vader zal me helpen.
- Haar vader is politieman.
- Zijn vader is politieagent.
Hij is mijn vader.
Is zijn vader dokter?
Waar is jullie vader?
- Jullie vader is groot.
- Uw vader is groot.
- Haar vader is groot.
Mijn vader was bezig.
- Zijn vader is Japans.
- Zijn vader is Japanner.
- Haar vader is Japanner.
- Hun vader is een Japanner.
Mijn vader is rijk.
De vader is kleermaker.
Mijn vader is dokter.
Is zijn vader leraar?
Mijn vader verwent me.
Hoe gaat het met je vader?
Ben ik de vader?
Dit is mijn vader.
Ik ben zoals mijn vader.
Waar is mijn vader?
Wat doet je vader?
Zie je mijn vader?
Hier werkt mijn vader.
Mijn vader is intelligent.
Mijn vader is zwijgzaam.
Dit is mijn vader.
- Fantastisch!
- Geweldig!
- Dat is geweldig!
- Goed zo!
- Cool!
- Briljant!
- Uitstekend!
- Prima!
- Goed!
- Goed dan!
- Wat fijn!
- Dat is prima!
- Heel goed!
Ik ken je vader.
- Je vader is groot.
- Jullie vader is groot.
- Uw vader is groot.
Mijn vader is ondernemer.
De vader is goed.
- Is je vader dokter?
- Is jullie vader een dokter?
Wie is je vader?
Tom is mijn vader.
Mijn vader houdt duiven.
Waar is je vader?
Mijn vader is bezig.
Mijn vader is groot.
- Fantastisch!
- Geweldig!
- Goed zo!
- Wonderbaarlijk!
- Goed!
- Wat fijn!
Bel je vader.