Examples of using "Llorar" in a sentence and their dutch translations:
- Ik deed hem wenen.
- Ik maakte hem aan het huilen.
- Ik zou willen wenen.
- Ik wil huilen.
Ze begon te wenen.
- Mag ik huilen?
- Kan ik huilen?
Ik wilde huilen.
- Ik wil huilen!
- Ik wil huilen.
Ik barstte in tranen uit.
- Stop nu met huilen.
- Hou nu op met huilen.
Hij begon te huilen.
Tom is opgehouden met wenen.
Hij begon te huilen.
en ik wilde alleen maar huilen.
We hebben hem laten huilen.
Je begon te huilen.
Ik begon te huilen.
- Probeer niet te huilen.
- Probeer niet te wenen.
Ik maakte haar aan het huilen.
Tom wilde huilen.
Ze hoorde hem huilen.
Stop met huilen.
Hij begon te huilen.
- Wenen dient tot niets.
- Huilen heeft geen zin.
- Huilen zal niet helpen.
- Ik zou willen wenen.
- Ik heb zin om te huilen.
Ik heb vandaag geprobeerd om niet te huilen.
- De dreumes stopte met wenen.
- De baby hield op met huilen.
Probeer niet te huilen.
- Ik kan het niet helpen dat ik moet huilen.
- Ik kan er niets aan doen dat ik huil.
- Ik zou willen wenen.
- Ik heb zin om te huilen.
Tom begon te huilen.
Het spijt me dat ik je aan het huilen heb gemaakt.
Hij brak in tranen uit.
Ik heb vandaag geprobeerd om niet te huilen.
Ik heb Tom laten huilen.
De jongen begon te huilen.
De baby begon te huilen.
Zij doet niets anders dan wenen.
Er is geen tijd om te rouwen.
- De dreumes stopte met wenen.
- De baby hield op met huilen.
- Zij doet niets anders dan wenen.
- Ze doet niet anders dan huilen.
- Hij doet niet anders dan huilen.
Hou alsjeblieft op met huilen.
- Stop met huilen.
- Stop met huilen!
Mijn zusje begon te huilen.
Ik kon niet stoppen met huilen.
De baby hield op met huilen.
Tom begon plotseling te huilen.
Huilen heeft geen zin.
- Wenen zal niet helpen.
- Huilen heeft geen zin.
- Huilen zal niet helpen.
Je stem deed me huilen.
Tom maakte Maria aan het huilen.
Ze begon te wenen.
Ze probeerde niet te huilen.
Mijn moeder deed niets dan huilen.
Ze begon opnieuw te huilen.
Maar daar was ik te moe voor.
Ze huilde alleen maar de hele tijd.
Ik weet niet of ik moet lachen of wenen.
Ik barstte in tranen uit.
Hij huilde gewoon.
Tom zal huilen.
We hoorden haar huilen.
Het kleine meisje brak in tranen uit.
De baby begon te huilen.
Gedane zaken nemen geen keer.
Hij begint te huilen.
- Van zodra ze mij zag, barstte ze in tranen uit.
- Zodra ze mij zag, barstte ze in tranen uit.
Ze draaide zich om en begon te wenen.
Ik vind het niet leuk om een volwassen man te zien huilen.
Ze begon opnieuw te huilen.
Ik weet niet of ik moet wenen of lachen.
In de toneelschool heb ik leren wenen.
Toen ze het nieuws hoorde begon ze te wenen.
- Wat ge ook zegt, ge zult haar doen wenen.
- Je brengt ze aan het wenen, wat je ook zegt.
Toen hij het lawaai hoorde begon mijn broer te huilen.
Ze viel en begon onmiddellijk te wenen.
Toen ze het nieuws hoorde, barstte ze in tranen uit.
De jongen probeerde een man te zijn en dus niet te wenen.