Examples of using "Camión" in a sentence and their dutch translations:
Ik heb een vrachtwagen.
Een vrachtwagen heeft de hond aangereden.
Ik ben eraan gewend om een vrachtwagen te besturen.
Tom had nooit een vrachtwagen bestuurd.
De vrachtwagen botste tegen een auto.
De auto botste met de vrachtwagen.
Tom laadde de vrachtwagen in met zand.
De poort was te smal voor de vrachtwagen.
De vrachtwagen draaide scherp af naar rechts.
- Een vrachtwagen reed met volle snelheid op de baan.
- Een vrachtwagen raasde met volle snelheid op de weg.
Vorige week kocht uw broer een roze vrachtwagen.
Er stond een vrachtwagen midden op straat.
- De vuilkar komt driemaal per week.
- De vuilniswagen komt drie keer per week.
Ze werd bijna overreden door een vrachtwagen.
Gisteren is er op dat zebrapad een voetganger door een vrachtwagen overreden.
Om de hoek reed een grote vrachtwagen.