Examples of using "Zelanda" in a sentence and their dutch translations:
Ik woon in Nieuw-Zeeland.
Nieuw-Zeeland, Engeland, Amerika
- Ze spreken Engels in Nieuw-Zeeland.
- Men spreekt Engels in Nieuw-Zeeland.
Ze gingen naar Nieuw-Zeeland.
Waar is de Nieuw-Zeelandse ambassade?
Auckland is een stad in Nieuw-Zeeland.
Ik kom uit Wellington, de hoofdstad van Nieuw-Zeeland.
Ik heb Rik niet gezien sedert hij terug is uit Nieuw-Zeeland.
Ik begrijp dat je jouw vakantie in Nieuw-Zeeland gaat doorbrengen.