Translation of "Queda" in Dutch

0.015 sec.

Examples of using "Queda" in a sentence and their dutch translations:

- ¿Queda sal?
- ¿Queda algo de sal?

Is er zout over?

- ¿Aún queda sal?
- ¿Todavía queda sal?

- Is er nog zout?
- Is er zout over?

- ¿Queda cerveza?
- ¿Queda algo de cerveza?

Is er nog bier?

¿Queda sal?

Is er zout over?

- Ya no queda sal.
- No queda sal.

Er is geen zout meer.

- No queda nada para comer.
- No queda comida.
- No queda nada de comida.

Er is niets meer om te eten.

- No queda nada para comer.
- No queda comida.

Er is niets meer om te eten.

- Todavía queda mucho por hacer.
- Aún queda mucho por hacer.
- Queda mucho por hacer.

- Er blijft nog veel te doen.
- Er moet nog veel worden gedaan.

No queda sal.

Er is geen zout meer.

¿Queda leche ahí?

Is er nog melk?

No queda comida.

- Er is niets meer om te eten.
- Er is geen eten over.

¿Nos queda vinagre?

Hebben we nog azijn?

¿Te queda dinero?

Heb jij wat geld over?

¿Cuánta leche queda?

Hoeveel melk is er over?

No queda otra.

- Het kan niet anders.
- Er is geen keuze.

¿Quién se queda?

Wie blijft er?

Tomás se queda.

Tom blijft.

¿Os queda leche?

Hebben jullie nog melk?

¿Nos queda cerveza?

Hebben we nog bier over?

¿Dónde queda Damasco?

Waar is Damascus?

- ¿Por dónde queda la playa?
- ¿En qué camino queda la playa?
- ¿Para adónde queda la playa?

- Hoe kom ik bij het strand?
- Welke kant is het strand op?

- Todavía queda mucho por hacer.
- Aún queda mucho por hacer.

Er blijft nog veel te doen.

- No queda nada para comer.
- No queda nada de comida.

Er is niets meer om te eten.

Se queda totalmente quieta

Door compleet stil te staan...

Casi no queda vino.

Er is bijna geen wijn meer.

Queda a tu decisión.

Dat hangt van jouw beslissing af.

Damasco queda en Siria.

- Damacus bevindt zich in Syrië.
- Damacus ligt in Syrië.

Sólo queda una alternativa.

Er is maar één alternatief.

El verde te queda.

Groen staat je goed.

¿Dónde queda la playa?

Waar is het strand?

Sí, me queda bien.

Ja, ik vind het prima.

Ya no queda sal.

Er is geen zout meer.

- Quedas detenido.
- Queda detenido.

U staat onder arrest.

Japón queda en Asia.

Japan ligt in Azië.

No sé dónde queda.

Ik weet niet waar het is.

- ¿En qué camino queda la playa?
- ¿Para adónde queda la playa?

Welke kant is het strand op?

- No hay más sal.
- Ya no queda sal.
- No queda sal.

Er is geen zout meer.

- ¿Dónde está la entrada?
- ¿Dónde queda la entrada?
- ¿Dónde queda el ingreso?

Waar is de ingang?

Algún niño se queda mirando.

dat er een kind naar me staart.

Entonces todo lo que queda

Dus wat er overblijft voor mij,

Parece que no queda dinero.

Het lijkt erop dat er geen geld meer is.

El negro te queda bien.

Zwart staat je goed.

Todavía queda mucho por hacer.

- Er moet nog veel gedaan worden.
- Er moet nog veel worden gedaan.

Francia queda en Europa Occidental.

Frankrijk ligt in West-Europa.

¡Todavía queda mucho por hacer!

Er is nog te veel te doen!

Este vestido te queda bien.

Deze jurk staat je goed.

¿Dónde queda la embajada rusa?

Waar is de Russische ambassade?

¿Dónde queda la embajada española?

Waar is de Spaanse ambassade?

No queda nada para comer.

Er is niets meer om te eten.

Esta ropa te queda bien.

Deze kleding staat je goed.

Queda leche en el refrigerador.

Er is nog melk in de koelkast.

Esa corbata te queda bien.

Die das zit je echt goed.

¿Les queda alguna habitación libre?

Heeft u nog kamers vrij?

- No queda agua en la botella.
- No queda más agua en la botella.

Er zit geen water meer in de fles.

- No hay papel higiénico.
- No queda papel higiénico.
- No queda rollo de papel.

Er is geen toiletpapier.

Las borré. Queda lo más duro.

Ik heb het gewist. Dat was het moeilijkste.

Y no les queda otra opción,

Omdat ze geen andere keuze hebben.

- No hay jabón.
- No queda jabón.

Er is geen zeep.

No queda agua en la botella.

Er zit geen water meer in de fles.

¿A cuánto queda Hakata de aquí?

Hoe ver zijn we van Hakata?

Sólo queda un poco de leche.

Er is maar een klein beetje melk over.

No queda carne en el refrigerador.

Er is geen vlees meer in de koelkast.

¿Tu colegio queda lejos de aquí?

Is je school ver hiervandaan?

- No hay opción.
- No queda otra.

Er is geen keuze.

Él nunca se queda por mucho.

Hij blijft nooit lang.

Me temo que no nos queda.

- Ik vrees dat we er geen meer over hebben.
- Ik vrees dat we er geen meer overhebben.

¿Dónde queda la estación de trenes?

Waar is het treinstation?

Este sombrero te queda demasiado pequeño.

Deze hoed is te klein voor jou.

No queda vino en esa botella.

Er is geen wijn meer in die fles.

El pelo corto le queda mejor.

Kort haar staat hem beter.

Si te queda el saco, póntelo.

Wie de schoen past, trekke hem aan.