Translation of "Volvió" in Dutch

0.016 sec.

Examples of using "Volvió" in a sentence and their dutch translations:

¿Cuándo volvió?

Wanneer is hij teruggekomen?

¿Volvió Tom?

- Is Tom teruggegaan?
- Is Tom al terug?

Yanni volvió.

Yanni keerde terug.

El macho volvió.

Het mannetje is terug.

¿Él ya volvió?

Is hij al terug?

Él volvió enseguida.

Hij kwam snel terug.

- Él volvió de América.
- Él volvió de Estados Unidos.

Hij kwam terug uit Amerika.

- Volvió dos días más tarde.
- Él volvió dos días después.

Hij kwam twee dagen later weer terug.

Se volvió una obsesión.

Het werd een obsessie.

Ella se volvió feliz.

Ze werd gelukkig.

Él se volvió famoso.

Hij werd beroemd.

Volvió dos días después.

- Hij kwam twee dagen later terug.
- Hij kwam twee dagen later weer terug.

Ella volvió a Japón.

Ze keerde terug naar Japan.

Ella se volvió policía.

Ze werd politieagent.

Él volvió a Japón.

Hij is naar Japan teruggekeerd.

Él volvió de Canadá.

Hij keerde uit Canada terug.

Él volvió de China.

Hij is teruggekomen uit China.

Él volvió de América.

Hij kwam terug uit Amerika.

Tomás se volvió loco.

Tom werd kwaad.

Lincoln volvió a Washington.

Lincoln keerde terug naar Washington.

Tom se volvió popular.

Tom werd populair.

Bob lo volvió a ver.

Bob zag hem opnieuw.

Él volvió a las cinco.

Hij kwam om vijf uur terug.

- ¿Él ya volvió?
- ¿Ya regresó?

Is hij al terug?

Él se volvió muy peligroso.

Hij werd heel gevaarlijk.

Volvió dos días más tarde.

- Hij kwam twee dagen later terug.
- Hij kwam twee dagen later weer terug.

Tom se volvió a disculpar.

Tom verontschuldigde zich opnieuw.

Volvió dos horas más tarde.

Twee uur later kwam hij terug.

Tom se volvió un héroe.

Tom werd een held.

Él volvió a perder su paraguas.

Hij is alweer zijn paraplu kwijt.

Él volvió de Holanda en junio.

In juni is hij teruggekomen uit Nederland.

No sé cuándo volvió de Francia.

Ik weet niet wanneer hij terug is gekomen uit Frankrijk.

- El niño volvió.
- El niño regresó.

De jongen kwam terug.

Mi hermana se volvió estudiante universitaria.

- Mijn zus is studente geworden.
- Mijn zus werd studente op de universiteit.

Él volvió antes de las ocho.

Hij kwam vóór acht uur terug.

Tom se volvió calvo muy joven.

Tom werd erg jong kaal.

Ella volvió antes de las ocho.

Ze is voor acht uur teruggekomen.

Ella pronto se volvió a casar.

Niet lang daarna trouwde ze opnieuw.

- Él volvió a casa tras mucho tiempo.
- Él volvió a casa tras una larga ausencia.

Hij is terug thuisgekomen na een langdurige afwezigheid.

Esta mina se volvió inestable para trabajar

Deze verlaten mijn werd te instabiel om in te werken...

El poeta se volvió loco al final.

Uiteindelijk werd de dichter gek.

Su cara de repente se volvió roja.

Haar gezicht werd plotseling rood.

Él volvió a casa tres horas después.

- Hij kwam drie uur later thuis.
- Drie uur later kwam hij terug thuis.

Él volvió a casa tres días después.

- Hij kwam drie dagen later terug thuis.
- Hij kwam drie dagen later weer thuis.

Ella se volvió y comenzó a llorar.

Ze draaide zich om en begon te wenen.

- Todo se oscureció.
- Todo se volvió negro.

- Alles werd donker.
- Alles werd zwart.

El precio del tomate volvió a subir.

De prijs van tomaten is weer gestegen.

Copérnico se volvió un símbolo, el del heliocentrismo.

Copernicus werd een symbool, dat van heliocentrisme.

- Él volvió a desaparecer.
- Él desapareció otra vez.

Hij is alweer verdwenen.

Justo al colgar el teléfono, volvió a sonar.

Ik had nog niet opgehangen of de telefoon ging alweer over.

Él volvió a casa tras una larga ausencia.

Hij is terug thuisgekomen na een langdurige afwezigheid.

Linda volvió a casa tarde por la noche.

Linda kwam laat in de nacht thuis.