Examples of using "Vivo" in a sentence and their dutch translations:
- Ik ben nog in leven.
- Ik leef nog.
Ik woon hier.
Ik woon alleen.
- Nu woon ik hier.
- Ik woon nu hier.
Het leeft!
Ik beleef het.
Ik woon alleen.
Ik woon hier.
Ik leef in comfort.
Ik woon in Kakogawa.
Ik woon in Turkije.
Ik woon in Helsinki.
Weet je waar ik woon?
Ik woon in Sarajevo.
- Ik woon op Malta.
- Ik woon in Malta.
Ik woon in Uruguay.
Ik woon in een appartement.
Ik woon op het platteland.
Ik woon in een appartement.
Ik woon in een appartement.
- Ik woon bij mijn vader.
- Ik woon bij m'n pa.
Ik woon in Białystok.
Weet je waar ik woon?
Ik woon in Kakogawa.
Ik woon in Tbilisi.
Ik woon hier.
Ik woon in Japan.
- Ik woon op Malta.
- Ik woon in Malta.
Ik woon in Moskou.
Ik woon in Fiji.
Hij werd levend begraven.
Ik woon in Shimkent.
Ik woon in Kanton.
Ik woon op Tahiti.
- Tom leeft.
- Tom is in leven.
- Ik woon in Kazakhstan.
- Ik woon in Kazachstan.
Ik woon in Milaan.
Ik woon in Istanboel.
Ik woon in Tokio.
Ik woon in Australië.
U leeft nog.
Tom leeft nog.
Ik woon alleen.
Ik woon in Boekarest.
Ik woon in Qatar.
Ik woon in Athene.
Ik woon in Rome.
Ik woon in Luxemburg.
Ik woon in Jerevan.
Ik leef om te eten.
Ik woon in Belfast.
Nu leid ik een goed leven.
Ik woon in Yokohama.
Ik woon in Brazilië.
Ik woon in Groningen.
Ik woon in Boston.
Nu woon ik hier.
Jezus leeft!
Ik woon in Frankrijk.
Ik woon in Maastricht.