Translation of "Hablan" in Dutch

0.023 sec.

Examples of using "Hablan" in a sentence and their dutch translations:

¿Hablan árabe?

- Spreek je Arabisch?
- Spreekt u Arabisch?
- Spreken jullie Arabisch?

¿Hablan holandés?

Spreken jullie Nederlands?

Ellas hablan español.

Zij spreken Spaans.

No hablan inglés.

- Zij spreken geen Engels.
- Ze spreken geen Engels.

Ellos hablan mucho.

Ze praten veel.

Los que saben no hablan. Los que hablan no saben.

Wie het weet, zwijgt en wie spreekt, is onwetend.

- Ellos hablan inglés y español.
- Ellas hablan inglés y español.

Ze spreken Engels en Spaans.

¿Los marcianos hablan inglés?

Spreken mensen van Mars Engels?

En Australia hablan inglés.

- In Australië spreken ze Engels.
- In Australië spreekt men Engels.
- Engels wordt gesproken in Australië.

¿Todos ustedes hablan francés?

Spreken jullie allemaal Frans?

¿Cuántos idiomas hablan ustedes?

Hoeveel talen spreken jullie?

¿En Canadá hablan francés?

Spreekt men Frans in Canada?

¿Tus padres hablan francés?

- Spreken je ouders Frans?
- Spreken uw ouders Frans?
- Spreken jullie ouders Frans?

Las flores no hablan.

Bloemen praten niet.

Ellos también hablan esperanto.

Ze spreken ook Esperanto.

- Habla demasiado.
- Hablan demasiado.

Ze praten te veel.

- ¿Habla holandés?
- ¿Hablan holandés?

- Spreekt u Nederlands?
- Spreken jullie Nederlands?

Los muertos no hablan.

Doden praten niet.

- En España se hablan varias lenguas.
- En España se hablan muchas lenguas.

- Ze spreken veel talen in Spanje.
- Men spreekt veel talen in Spanje.

¿Qué idiomas hablan en Corea?

Welke talen worden in Korea gesproken?

En Nueva Zelanda hablan inglés.

- Ze spreken Engels in Nieuw-Zeeland.
- Men spreekt Engels in Nieuw-Zeeland.

Mis padres no hablan holandés.

Mijn ouders spreken geen Nederlands.

¿Qué idioma hablan en Méjico?

Welke taal spreken ze in Mexico?

Las mujeres hablan sin parar.

Vrouwen praten non-stop.

Ellas hablan inglés y español.

Ze spreken Engels en Spaans.

¿Qué idiomas se hablan en Bélgica?

- Welke talen spreekt men in België?
- Welke talen spreken ze in België?

Mil millones de personas hablan inglés.

Een miljard mensen spreken Engels.

¿Qué idiomas se hablan en América?

- Welke talen spreekt men in Amerika?
- Welke talen worden er gesproken in Amerika?

- ¿Hablas holandés?
- ¿Habla holandés?
- ¿Hablan holandés?

- Spreekt u Nederlands?
- Spreek je Nederlands?
- Spreken jullie Nederlands?

Los hechos hablan por sí solos.

- De feiten spreken vanzelf.
- De feiten spreken voor zich.

- ¿Hablas árabe?
- ¿Hablan árabe?
- ¿Hablás árabe?

- Spreek je Arabisch?
- Spreekt u Arabisch?
- Spreken jullie Arabisch?

¿En qué idioma hablan en México?

Welke taal wordt er gesproken in Mexico?

- ¿De qué habláis?
- ¿De qué hablan?

Waar heb je het over?

- ¿Habla inglés?
- ¿Hablan inglés?
- ¿Habláis inglés?

- Spreekt u Engels?
- Spreken jullie Engels?

Algunos amigos míos hablan bien inglés.

Sommige van mijn vrienden kunnen goed Engels spreken.

En Canadá hablan inglés y francés.

In Canada spreekt men Engels en Frans.

¿Todos los presentes hablan francés, cierto?

Jullie spreken toch allemaal Frans?

Muchas personas solo hablan un idioma.

Veel mensen spreken maar één taal.

En la reunión, hablan de ese tema.

Ze bespreken dat,

¿Hablan los jóvenes franceses también sobre política?

Spreken jonge Fransen ook over politiek?

Los rumanos de Transilvania hablan muy despacio.

De Roemenen uit Transsylvanië spreken heel langzaam.

- Ellos hablan español.
- Ellos saben hablar español.

Zij kunnen Spaans spreken.

- ¿Ellos hablan francés?
- ¿Están hablando en francés?

- Spreken ze Frans?
- Zijn ze Frans aan het spreken?

¿Cuántas lenguas se hablan en el mundo?

Hoeveel talen worden er op de wereld gesproken?

Los italianos rara vez hablan de política.

Italianen praten zelden over politiek.

¿Cuántos idiomas se hablan en el mundo?

Hoeveel talen worden er op de wereld gesproken?

Muchos habitantes de los Estados Unidos hablan español.

Veel inwoners van de Verenigde Staten spreken Spaans.

Tom y María normalmente hablan francés entre ellos.

Tom en Maria spreken gewoonlijk Frans met elkaar.

- ¿Hablas ruso?
- ¿Habla usted ruso?
- ¿Hablan ustedes ruso?

- Spreek je Russisch?
- Spreekt u Russisch?
- Spreken jullie Russisch?

- ¿Cuántos idiomas habla usted?
- ¿Cuántos idiomas hablan ustedes?

- Hoeveel talen spreekt u?
- Hoeveel talen spreken jullie?

¡Y los guapos como tú hablan estupideces por nada!

Pestkoppen als jij kramen onzin uit. -Ik ben...

En Togo se hablan cuarenta y dos lenguas distintas.

In Togo worden tweeënveertig verschillende talen gesproken.

A mi parecer las imágenes hablan por sí solas.

Het lijkt mij dat de beelden voor zich spreken.

Los hombres hablan de las mujeres todo el tiempo.

Mannen praten de hele tijd over vrouwen.

- ¿Usted habla francés?
- ¿Habla usted francés?
- ¿Ustedes hablan francés?

Spreekt u Frans?

- Ellas hablan español.
- Ellos son capaces de hablar español.

Zij kunnen Spaans spreken.

- ¿Hablas búlgaro?
- ¿Habláis búlgaro?
- ¿Habla usted búlgaro?
- ¿Hablan ustedes búlgaro?

- Spreek jij Bulgaars?
- Spreek je Bulgaars?
- Spreekt u Bulgaars?

- ¿Cómo hablas normalmente entre familia?
- ¿Cómo hablan normalmente entre familia?

Hoe spreek je gewoonlijk in jouw familie?

- ¿Cuál es la lengua hablada en México?
- ¿Qué idioma hablan en Méjico?
- ¿Qué lengua se habla en México?
- ¿En qué idioma hablan en México?

- Welke taal spreken ze in Mexico?
- Welke taal wordt er gesproken in Mexico?

Por lo general, las cosas que hablan son personas, no máquinas.

Normaal zijn pratende dingen mensen, geen machines, toch?

La mayoría de los ciudadanos suizos hablan dos o tres lenguas.

De meeste Zwitsers spreken twee of drie talen.

Los ingleses rara vez le hablan a los extranjeros en el tren.

- Engelsen spreken heel zelden onbekenden aan in de trein.
- Engelse mensen praten zelden met vreemden in de trein.

En total existen menos de setenta personas que hablan manchú como lengua materna.

Er bestaan in totaal minder dan zeventig personen die het Mantsjoe als moedertaal spreken.