Examples of using "¿ha" in a sentence and their dutch translations:
Is er iets gebeurd?
- Hij heeft niet geschreven noch gebeld.
- Hij heeft niet geschreven en ook niet gebeld.
- Het is beter geworden.
- Hij heeft zich verbeterd.
- Hij kwam.
- Zij kwam.
- Hij is gekomen.
- Zij is gekomen.
Hij is veranderd.
Het is afgekoeld.
Het is donker geworden.
Ze komt!
Is het aangekomen?
- Het begint.
- Het is begonnen.
Ze is afgevallen.
- Een goed begin is het halve werk.
- Goed begonnen is half gewonnen.
Er is niets veranderd.
Tom is gek geworden.
Tom is niet veranderd.
Het is koud geworden.
- Zij is er nog niet.
- Hij is er nog niet.
Ze is al begonnen.
- Wie is er gestopt?
- Wie heeft er ontslag genomen?
Dat is altijd zo geweest.
Er werd niet gerookt.
Heeft Tom het geprobeerd?
- Heb je genoten van de tentoonstelling?
- Heb je genoten van de expositie?
Heeft zij goed geslapen?
- Het heeft veel gesneeuwd.
- Het sneeuwde veel.
- Christus is opgestaan!
- Christus is verrezen!
- Wat heeft hij gezegd?
- Wat zei ze?
Wat heeft hij gedaan?
Is hij al aangekomen?
Heeft Tom gebeld?
Hij heeft me opgebeld.
Wat heeft ze gedronken?
Tom hoestte.
Tom is dood.
Maria floot.
Is er iets veranderd?
Heeft u al gekozen?
Het is al donker.
- Er is iemand gestorven.
- Iemand is overleden.
Stephen stierf.
Wie is er gekomen?
Is er iets gebeurd?
- Ze bakte brood.
- Ze heeft brood gebakken.
Is Tom doodgegaan?
Is er iemand gekomen?
Is hij gekomen?
- Samantha is aangekomen.
- Samantha is er.
Er is veel sneeuw gevallen.
- Ze vergaf hem.
- Ze heeft hem vergeven.
Iemand is gekomen.
Hij is klaar met zijn werk.
Is hij al aangekomen?
Ze heeft haar werk voltooid.
- Waarom is dit gebeurd?
- Waarom gebeurde dit?
- Ben je vermagerd?
- Heeft u gewicht verloren?
- Heb je gewicht verloren?
- Ben je afgeslankt?
- Ben je afgevallen?
Wat is daar precies gebeurd?
Wat is er gebeurd?
- Hij heeft gedurende de hele dag gewerkt.
- Hij heeft de hele dag lang gewerkt.
Wat is er dan veranderd?
Dat versterkte mijn geloof
De sneeuw is verdwenen.
Hé, wat is er gebeurd?
Ze heeft een misdaad begaan.
Ze is afgevallen.
- Hij veranderde een paar woorden.
- Hij heeft een paar woorden veranderd.
Dat heeft mij verrast.
Hij heeft wijs gehandeld.
Wat is er met jou gebeurd?
Maria heeft Hongarije bezocht.
Is de bank open?