Examples of using "преподаватель" in a sentence and their dutch translations:
- Je bent een leraar.
- Je bent leerkracht.
Ik ben professor.
- Je bent een leraar.
- Je bent leerkracht.
Hij is leraar Engels.
- Ik ben leraar Japans.
- Ik ben een Japanse leraar.
- Ik ben een Japanse lerares.
Bent u leraar Esperanto?
- Je bent een leraar.
- Je bent een lerares.
- Je bent leerkracht.
Mijn zus werkt als lerares Engels.
Ik ben professor.
Onze leraar is een echte idioot.
Mijn leraar Chinees is een man.
Meneer Grimm is geschiedenisleraar.
- Wie is jouw lievelingsleraar?
- Wie is jouw favoriete leraar?
Zijn vrouw is onze lerares Italiaans.
Mijn moeder is een lerares op het voortgezet onderwijs.
De leraar is streng met zijn cursisten.
- Mijn vader is leraar.
- Mijn vader is een leraar.
Onze leraar spreekt soms te snel.
Deze professor is vorig jaar overleden.
Hij is leraar Engels.
Onze leraar Engels is altijd op tijd.
Wie is jouw leraar?
De leraar beeldende kunst schildert 's nachts.
Tom is een leraar Frans.
Hij is leraar.
Mijn leraar Engels heeft mij aangeraden deze boeken te lezen.
De man waar ik mee aan het praten was is mijn leerkracht Engels.
De leraar waarschuwde ons dat het examen moeilijk kon zijn.
- Onze leraar woont vlakbij.
- Onze leraar woont in de buurt.
- Onze leraar woont dichtbij.
Mijn dochter is lerares Spaans.
Mijn leraar Chinees is een man.
Tom is de beste leraar Frans die ik ken.
De leraar zei dat de Tweede Wereldoorlog in 1939 uitbrak.
Hij is geen arts maar leraar.
- Zij is onze docent.
- Zij is onze lerares.
- Zij is onze juf.
- Zij is onze leraar.
- Ik ben leraar Frans.
- Ik ben lerares Frans.
Mijn leraar zei me dat ik niet genoeg tijd besteed had aan de voorbereiding van mijn uiteenzetting.
Ik ben een leraar, geen student.
- Ik ben geen dokter, maar leraar.
- Ik ben geen dokter, maar een leraar.
Mijnheer Tanaka is onze leraar Engels.
Ik ben je lerares Frans.
Mijn leraar Engels heeft mij aangeraden deze boeken te lezen.
- Ik ben geen dokter, maar leraar.
- Ik ben geen dokter, maar een leraar.