Examples of using "положи" in a sentence and their dutch translations:
- Leg het geweer op de tafel.
- Leg het pistool op tafel.
- Leg het pistool op de tafel.
Leg die hamer neer.
Leg het neer!
Stop het geld in je zak.
Leg je potlood neer en luister.
Leg het boek terug waar je het gevonden hebt.
- Leg alles in mijn mand.
- Leg alles in mijn korf.
Leg dat boek boven op de andere.
Leg dat boek boven op de andere.
Zet het boek in de boekenkast alsjeblieft.
Leg je potlood neer.
- Plaats het spel kaarten op de eiken tafel.
- Leg het spel kaarten op de eiken tafel.
Leg het boek daar.
Zet het boek op zijn vroegere plaats.
- Leg het neer, Tom.
- Zet het neer, Tom.
- Zet hem neer, Tom.
Leg het op tafel.
Leg het neer!
Leg het terug op zijn plaats, alstublieft.
Leg alles in mijn korf.
Handen op het hoofd!
Ophangen.
Leg het allemaal op tafel.
Leg het op tafel.
Doe deze sokken in de wasmachine.
- Plaats het spel kaarten op de eiken tafel.
- Leg het spel kaarten op de eiken tafel.
- Leg het daar gewoon neer.
- Zet het gewoon daar.
- Zet het daar maar neer.
- Leg het daar maar neer.
- Plaats het daar.
Zet het waar je maar wil.
- Leg het boek terug waar het lag.
- Leg het boek terug waar het stond.
- Leg het boek terug waar het was.
Leg het daar.