Examples of using "подружка" in a sentence and their dutch translations:
Maria is Toms vriendin.
Heeft hij een vriendin?
Mary is Toms vriendin.
Wie is jouw vriendin?
- Ben jij Toms vriendin?
- Ben jij Tom zijn vriendin?
Tom heeft een vriendin.
Waar is jullie vriendin?
Heeft hij een vriendin?
Mijn hond heet Belysh. Deze zomer heb ik hem geleerd om pootje te geven. Iedere morgen sta ik vroeg op en geef hem te eten. Daarna gaan we een eindje wandelen. Hij beschermt me tegen andere honden. Wanneer ik fiets, rent hij naast me. Hij heeft een vriend, haar naam is Chernyshka. Hij vindt het leuk om met haar te spelen. Belysh is een hele vriendelijke en slimme hond.