Examples of using "занята" in a sentence and their dutch translations:
Waar ben jij mee bezig?
Het geeft de bezettoon.
De paskamer is bezet.
Mijn moeder is altijd bezig.
Mijn moeder is altijd bezig.
Ik ben nu bezig.
Ze heeft het heel druk.
- Ik ben bang dat hij in gesprek is.
- Ik ben bang dat de lijn bezet is.
Ze was bezig met haar breiwerk.
Ik ben bezig.
Ze was druk bezig met haar huiswerk.
Ik ben vandaag heel druk bezig.
Ze is zeker druk bezig.
Mama was bezig met haar naaiwerk.
Ben je bezig?
Ik ben nu bezig.
Ga weg. Ik heb het druk.
Zij was bezig met het huishouden.
Mijn moeder is bezig het avondeten te koken.
Ik zal deze namiddag bezet zijn.
- Heb je het druk op het moment?
- Bent u bezig?
Tom zegt dat Mary het druk heeft.
- Ik heb het vandaag erg druk.
- Ik heb het druk vandaag.
Ik was bezig.
Ik ben nu bezig.
Het spijt me. De lijn is bezet. Zal ik opnieuw bellen?
- Ik heb het erg druk.
- Ik heb erg veel te doen.
Was je bezig?
- Ben je bezig?
- Bent u bezig?
Ze is net zo bezig als Tom.
Ik telefoneerde hem, maar de lijn was bezet.
Nee, ik kan niet. Ik ben het hele weekend bezet.
Ik ben bezig.
- Ze heeft het momenteel druk en kan niet met je praten.
- Ze heeft het momenteel druk en kan niet met u praten.
- Ze heeft het momenteel druk en kan niet met jullie praten.
Ze heeft het momenteel druk en kan niet met u praten.
Ik heb hem gezegd dat ik niet bezig was.
Ze kon niet komen omdat ze het druk had.
- Ze is druk bezig geweest met het voorbereiden op haar reis naar de VS.
- Ze is druk bezig geweest met het voorbereiden op haar reis naar Amerika.
- Ze is druk bezig geweest met het voorbereiden op haar reis naar de Verenigde Staten.
Ik was druk bezig.
De bemanning is hard bezig met de voorbereidingen voor de ruimtereis.
Ik had het gisteren druk.
Ik heb het vandaag niet druk.
Ook ik ben niet bezig.
Ze is nu bezig en daarom kan ze niet met u spreken.
- Waren jullie bezig?
- Was je bezig?
- Was u bezig?
Ik heb het erg druk, reken dus niet op mij.
Ik heb het vandaag niet druk.
- Ik heb het erg druk.
- Ik ben druk bezig.
- Ik heb erg veel te doen.
Nou eigenlijk, Tom, ben ik een beetje druk.
Ik ben vandaag heel druk bezig.
Het ziet ernaar uit dat je het heel erg druk hebt.
- Zijt ge bezet morgennamiddag?
- Heb je morgen middag iets te doen?
- Ik ben er zeker van dat je het erg druk hebt.
- Ik ben er zeker van dat jullie het erg druk hebben.
- Ik ben er zeker van dat u het erg druk heeft.
- Ik weet zeker dat je het erg druk hebt.
Ik hielp mijn moeder, ook al had ik het druk.
De bemanning is hard bezig met de voorbereidingen voor de ruimtereis.
Ik kan niet helpen, want ik ben bezig.
- Ik ben erg druk, dus reken niet op mij.
- Ik heb het erg druk, reken dus niet op mij.
Ik kan niet helpen, want ik ben bezig.
Ik heb het deze week erg druk gehad.
Ik kan niet helpen, want ik ben bezig.
Ik wist niet dat je druk was.