Examples of using "Сахар" in a sentence and their dutch translations:
Suiker is zoet.
Is er nog suiker?
- Suiker.
- Suiker!
Melk? Suiker?
Is dat suiker?
Dit is geen suiker.
Geef me alsjeblieft de suiker.
Mieren houden van suiker.
Alle suiker is op de grond gevallen.
Suiker lost op in water.
- Voeg je geen suiker toe?
- Doe je er geen suiker bij?
We hebben geen suiker meer.
Ik wil geen suiker.
Ik ben vergeten suiker te kopen.
We hebben geen suiker meer.
Doet Tom suiker in zijn thee?
Tom vroeg Maria geen suiker toe te voegen.
Alle suiker is op de grond gevallen.
Mijn vriend gebruikt geen suiker.
Doe geen suiker in uw thee.
U doet geen suiker in uw koffie.
Zij doen geen suiker in hun koffie.
Suiker verving honing als zoetstof.
Tom vroeg Maria geen suiker toe te voegen.
Ik doe geen suiker in mijn koffie.
Ik doe geen suiker in mijn koffie.
Hij verkoopt suiker en zout in de winkel.
We hebben meel, suiker en eieren nodig om deze taart te bakken.
Tom doet bijna nooit suiker in zijn koffie.