Examples of using "Живет" in a sentence and their dutch translations:
Waar woont ze nu?
Ze woont vlakbij.
Waar woont John?
Mijn broer woont in het buitenland.
Waar woont je oom?
Zij woont in Yokohama.
Hij woont bij zijn ouders.
Leanne woont in Leicester.
Waar woont ze nu?
- Woont hij in de buurt?
- Woont hij hier in de buurt?
Maria woont in Caïro.
Hier woont één beer.
Carol woont in Chicago.
Woont hij nog in Luxemburg?
De koningin woont in Buckingham Palace.
Ze woont in dat dorp.
Hij woont alleen, in een appartement.
- Hij leeft alleen in de bossen.
- Hij woont alleen in het bos.
Hij woont in een enorm huis.
Ze woont in dat dorp.
De Kerstman woont op de Noordpool.
Hij woont in een dorpje nabij Osaka.
Mijn grootmoeder woont op het platteland.
Niet iedereen die hier woont, is rijk.
Ze woont verderop in de straat.
Weten jullie waar hij woont?
Mijn broer woont in het buitenland.
John woont in New York.
Zij woont enkele blokken hier vandaan.
Wonen er veel mensen in jouw stad?
Jammer genoeg woont ze in het buitenland.
Tom woont in het hart van de stad.
Hij is rijk, maar hij leeft als een bedelaar.
Mijn oom woont in New York.
Haar neef woont in Europa.
Mijn broer woont in San Diego.
Het leven van de walvishaai is voornamelijk eenzaam.
Ik weet niet eens waar Tom woont.
Taal is de wereld waarin mensen leven.
Zij woont samen met hem in een klein appartement.
Weet je waar mevrouw Hudson woont?
- Hier leeft een beer.
- Hier woont één beer.
En wat hier leeft... ...zal er niet veel langer zijn.
Ik heb een oom die in Kyoto woont.
- Hij woont bij zijn ouders.
- Hij woont samen met zijn ouders.
Het doet er niet toe hoe iemand sterft, maar hoe hij leeft.
Hij woont in een appartement.
Het is net een gigantisch onderwaterbrein dat miljoenen jaren werkt.
Bezoek de stad van Pasang Sherpa op Google Maps
Het doet er niet toe hoe iemand sterft, maar hoe hij leeft.
Hij woont in een enorm huis.
- Weet gij waar hij woont?
- Weet jij waar hij woont?
- Weet u waar hij woont?
Ik dacht dat je zei dat Tom niet meer in Boston woonde.
Mijn broer woont in Boston.
Mijn broertje woont in Boston.
Tom woont nu bij zijn oom.
- Naoko woont in dat witte huis.
- Naoko woont in dit witte huis.
In dit gebouw woont niemand.
We houden van elkaar, maar ze woont in Duitsland en ik woon in de Verenigde Staten.
Ik heb een oom die in Kyoto woont.