Translation of "Viajou" in Dutch

0.003 sec.

Examples of using "Viajou" in a sentence and their dutch translations:

- Ela viajou pelo mundo todo.
- Ela viajou pelo mundo inteiro.
- Viajou pelo mundo todo.

Ze reisde over heel de wereld.

- Ela viajou pelo mundo todo.
- Ela viajou pelo mundo inteiro.

Ze reisde over heel de wereld.

Ele viajou de barco.

Hij reisde per boot.

Ele viajou a Europa toda.

Hij reisde door heel Europa.

Ela viajou pelo mundo inteiro.

Hij heeft de hele wereld afgereisd.

Ela viajou pelo mundo todo.

Ze reisde over heel de wereld.

Você já viajou ao exterior?

- Ben je ooit in het buitenland geweest?
- Zijt ge ooit in het buitenland geweest?

Ela nunca viajou para fora.

Ze reisde nooit naar het buitenland.

- Você já viajou de avião?
- Vocês já viajaram de avião?

- Heeft u al eens met een vliegtuig gereisd?
- Heb je al eens met het vliegtuig gereisd?

- Quando você viajou para Roma?
- Quando vocês viajaram para Roma?

- Wanneer ben je naar Rome gereisd?
- Wanneer reisde je naar Rome?