Examples of using "Venda" in a sentence and their dutch translations:
Zijn deze te koop?
Ze waren te koop.
Zijn deze te koop?
Is dat te koop?
Te koop.
Is dit te koop?
Deze waren zijn niet te koop.
- Groenland is niet te koop.
- Groenland staat niet te koop.
Zijn huis staat te koop.
Het kasteel staat te koop.
Bill werkt in de autoverkoop.
Dit huis is niet te koop.
Deze artikelen zijn niet te koop.
- Men verkoopt nu de zomerartikelen.
- De zomerartikelen zijn nu te koop.
De politie gedoogt de verkoop van softdrugs.
- Men moet de huid niet verkopen voordat de beer geschoten is.
- Je moet het vel van de beer niet verkopen voor hij geschoten is.
Bill werkt in de autoverkoop.
Als de verkoop van organen wordt gelegaliseerd, kunnen er mogelijke gezondheidsproblemen ontstaan.
We hebben nieuwe gegevens over productie en verkoop van elektrische vliegenmeppers wereldwijd.