Examples of using "Grande" in a sentence and their dutch translations:
Hoe groot?
Hoe groot is te groot?
Het is te groot.
Groot of klein?
Hoe groot?
Het leven is een lange, lange weg.
Deze vis is groot.
Er is één groot verschil.
Ik ben lang.
Die appel is groot.
Wat een enorme afgrond.
Wat een grote supermarkt!
Het is te groot.
Je bent groot.
Allah is groot!
God is groot.
Het is te groot.
Ik ben lang.
Tom is groot.
Wat een geweldig land!
Wat jammer!
- Ik heb een grote hond.
- Mijn hond is groot.
- Amerika is heel groot.
- Amerika is erg groot.
Ik heb een groot huis.
- Heb je een grote familie?
- Heb jij een grote familie?
'de grote stad', Constantinopel.
Er is één groot verschil.
Het boek is groot.
Omdat het te groot is.
- Het is tamelijk groot.
- Het is vrij groot.
De wereld is groot.
- Is jouw huis groot?
- Is uw huis groot?
De beer is groot.
- Ik heb een grote familie.
- Ik heb een groot gezin.
Dat huis is groot.
Mijn vader is groot.
Niets aan de hand.
Maria heeft lang haar.
Die hond is groot.
Die appel is groot.
De zon is groot.
Het is een groot probleem.
We hebben een groot probleem.
Het is een groot plan.
Het lijkt niet zo groot.
Er is een groot probleem.
- Amerika is heel groot.
- Amerika is erg groot.
Rusland is groot.
Dit is te groot.
Deze hond is groot.
Zij is zo groot!
Hij werkt voor een grote krant met een grote oplage.
- Kijk uit! Daar is een groot gat.
- Pas op! Er is een groot gat daar.
- Pas op! Daar is er een groot gat.
- Ze hadden schrik van de grote hond.
- Ze waren bang voor de grote hond.
Brazilië is een groot land.
Boston is een grote stad.
Die kamer is niet zo groot.
Het is een grote, oude slang.
Kijk dan. Dat is een grote drol.
Een grote afgrond.
Maar hij heeft een groot probleem.
Ik voelde het echt. Dat grote wezen.
Molly heeft een grote klok.
- Die club is veel te groot.
- Die knuppel is veel te groot.
Ze is een plaaggeest.
Mijn huis is groot.
Hij is een grote lafaard.
Ik wil in een grote stad leven.
Tom heeft een grote penis.
Ze wonen in een groot huis.
Ze wonen in een groot huis.