Examples of using "Deu" in a sentence and their dutch translations:
Ze gaf hem een oorvijg.
- Alles ging fout.
- Het ging allemaal mis.
- Het ging helemaal verkeerd.
- Het ging allemaal fout.
Er is iets fout gegaan.
Hij gaf me een horloge.
- Aan wie heb je het gegeven?
- Aan wie heeft u het gegeven?
- Aan wie hebben jullie het gegeven?
Sorry, er ging iets mis.
Tom haalde zijn schouders op.
Wie heeft jullie dit gegeven?
Wat ging er mis?
Tom giechelde.
Tom gaf me een pen.
Hij gaf de kat wat melk.
- Ze gaf hem een cadeautje.
- Ze gaf hem een cadeau.
Hij gaf haar een boek.
Aan wie heb je het boek gegeven?
Goede keuze. Hard werken.
De soldaat gaf me water.
Hij gaf me een cadeau.
Hij gaf me dit boek.
Hij gaf me een horloge.
Tom gniffelde.
Hij heeft me zijn woord gegeven.
- Ze gaf hem een klok.
- Ze gaf hem een horloge.
- Zij gaf hem een uurwerk.
Hij gaf me een voorbeeld.
- Tom heeft mij dertig dollar gegeven.
- Tom gaf me dertig dollar.
Ze heeft een tweeling gebaard.
Tom grijnsde.
Wie heeft je die gitaar gegeven?
Aan wie hebt u het gegeven?
Tom gaf me veel raad.
Hij zette een stap vooruit.
- Mijn oom gaf me een cadeau.
- Mijn oom gaf me een cadeautje.
Wat heeft Tom aan Maria gegeven?
Met haar dapperheid wint ze tijd.
Hij gaf me een vaag antwoord.
- Hij gaf de hond een bot.
- Hij gaf een bot aan de hond.
Mary sloeg Tom.
Mary gaf Tom een knuffel.
Hij gaf een cadeau aan zijn vriendin.
Mijn oom heeft mij een boek gegeven.
Tom gaf Maria de sleutels.
Tom gaf me een baan.
Tom gaf Maria een halsketting.
- Hij gaf de hond een bot.
- Hij gaf een bot aan de hond.
Aan wie heb je het boek gegeven?
Mijn oma gaf mij deze halsketting.
Mijn oom heeft mij een fototoestel gegeven
Hij maakte zijn bedoeling duidelijk.
Ze liet haar tranen de vrije loop.
- Wie heeft dit aan jou gegeven?
- Wie heeft jullie dit gegeven?
Maria baarde een zoon.
- Maria heeft een dochter ter wereld gebracht.
- Maria heeft een dochter gebaard.
Tom gaf Maria chocolade.
Zij gaf Tom een appel.
Zij gaf me een gesloten envelop.
Haar verloofde gaf haar een heel grote ring.
Het gaf me een vreemd soort vertrouwen.
De oude man gaf haar een popje.
Hij klopte me op de schouder.
Hij gaf mij een aardig kerstcadeau.
Hij gaf zijn leven voor zijn land.
Mijn oom gaf hem een geschenk.
- Hij gaf ieder een pen.
- Hij gaf iedereen een potlood.
Hij heeft me zijn echte naam niet gegeven.
Tom heeft me niets gegeven voor Kerstmis.
Ze is bevallen van een gezonde baby.
Tom gaf me een Frans woordenboek.
Hij klopte me op de schouder.
Zij heeft een gezond kind ter wereld gebracht.
Ze gaf hem wat warms te drinken.
Ze gaf me plotseling een kus.
Hij gaf ons een peptalk.
- Mijn grootvader heeft me een verjaardagscadeau gegeven.
- Mijn grootvader heeft me een verjaardagscadeautje gegeven.
- Mijn grootvader gaf me een verjaardagscadeau.
- Mijn grootvader gaf me een verjaardagscadeautje.
Hij bracht me naar het vliegveld Narita.
Haar verloofde gaf haar een heel grote ring.
Maria heeft gisteren haar eerste zoon ter wereld gebracht.
Tom gaf Mary een blaadje papier.
Wat heeft Tom je met Kerst gegeven?
Hij gaf mij geld, maar ik heb het hem onmiddellijk teruggegeven.
Ik lachte zoveel tot ik buikpijn kreeg.
Zij verwelkomde ons met een glimlach.
Mijn moeder gaf me een naaimachine.
Mijn moeder heeft me alle liefde die ik nodig had gegeven.
Ik was echt blij met het cadeau dat je me gaf.
Tom gaf Maria een Frans woordenboek.
Maria gaf Tom het eerste stukje cake.
Wat heeft je vriend je cadeau gegeven?
Aan wie heb je het gegeven?
Ze gaf me een boek voor Kerstmis.