Examples of using "Cristãos" in a sentence and their dutch translations:
Zij zijn christenen.
Christenen geloven in Jesus Christus.
Christenen gaan niet naar moskeeën.
Christenen geloven in Jesus Christus.
Ze zijn christenen.
De heidenen hebben van het leven een god gemaakt, de christenen van de dood.
Joden, christenen en moslims zijn het erover eens dat Jeruzalem een heilige stad is.
Voor de verovering door de Arabieren waren de meeste Perzen zoroastranen, maar er waren ook joden en christenen. Wie zou vandaag durven denken dat Iraniërs joodse of christelijke voorouders hebben?