Examples of using "Caro" in a sentence and their dutch translations:
- Dat is te duur!
- Het is te duur.
- Het kost te veel.
Het kost te veel.
- Dat is niet duur.
- Dit is niet duur.
Dat is te duur!
Wat duur!
Te duur!
Dat is te duur.
Vis is duur.
Dat is te duur.
- Dat is te duur!
- Dat is te duur.
De piano is duur.
Dat is zeer duur!
Dit woordenboek is duur.
Het is niet duur.
Wat een dure piano!
Dat is te duur!
Het was niet duur.
Dat is heel duur.
Het is erg duur.
Een piano is duur.
Dit is erg duur.
Elementair, mijn beste Watson.
Dat is heel duur.
Het kostte niet veel.
Nog vele jaren, beste vriend!
Dit horloge is duur.
Is het restaurant duur?
De blauwe auto is duur.
Dat restaurant is te duur.
Deze mobiele telefoon is heel duur.
Je hebt een dure jas gekocht.
Dit jacht is erg duur.
In Japan wonen is duur.
Het is een heel dure smartphone.
- Het is de goedkoopste van de twee.
- Het is het goedkoopste van de twee.
Tom droeg een duur pak.
Goud is duurder dan lood.
Is het duurder om gezond te eten?
Mijn gitaar was niet heel duur.
Waarom kocht je dat duur woordenboek?
- Welk van de twee is de duurste?
- Welke van de twee is het duurst?
Het is een goed restaurant, maar wel behoorlijk duur.
Het lijkt erop dat Tony een dure auto heeft gekocht.
Deze oude vaas is mij kostbaar.
Dit is duurder dan dat.
Huwelijkskleding huren is duur.
De kaas is niet goedkoop, hij is duur.
Het probleem is dat het te duur is.
Dat kost meer dan ik dacht.
- Ik kan het mij niet veroorloven om in zo'n duur restaurant te eten.
- Ik kan het mij niet veroorloven in zo een duur restaurant te eten.
Ik kan mij niet veroorloven een dure auto te kopen.
Waarom kocht je zo'n duur woordenboek?
Mijn beste Pepe. -Hoe was je reis? Hoe gaat het?
Als die gitaar niet zo duur zou zijn, kon ik haar kopen.
- Alles aan zee is betoverend en duur.
- Alles wat overzee ligt, is charmant en waardevol.
Ik kan me niet veroorloven om zo'n dure auto te kopen.
Ze bekeek een aantal jurken en koos de duurste.
Het is duur om een kantoor te huren in het centrum van Boston.
Mijn horloge is minder duur dan het uwe.
Ik kan dit boek niet kopen. Het is te duur.
Een piano is duur, maar een auto is duurder.
Als die gitaar niet zo duur zou zijn, kon ik haar kopen.
- Die gitaar is zo duur dat ik hem niet kan kopen.
- Die gitaar is zo duur dat ik ze niet kan kopen.
Ik ben de baas, niet mijn vrouw. Je bent de baas niet, schat.
Steeds wanneer ik iets vind dat me bevalt, is het te duur.
Dat kost meer dan ik dacht.
Geef me nog een kilo gehakt. Het is nooit te veel. Twee chacareritos. Deze hond is duurder dan een varken.
De mensen hier zijn kieskeurig wat eten betreft, dus zelfs als een restaurant niet duur is, zal het snel failliet gaan als het eten niet goed smaakt.