Examples of using "Szczęśliwa" in a sentence and their dutch translations:
- Ik ben blij!
- Ik ben gelukkig!
Zij is gelukkig.
Ze is arm, maar gelukkig.
Ze is arm, maar ze is gelukkig.
- Ik zal u gelukkig maken.
- Ik zal je gelukkig maken.
- Zijt ge niet gelukkig?
- Bent u niet gelukkig?
- Ik ben gelukkig.
- Ik ben blij.
Ik was te blij om te slapen.
Bloemen maken haar blij.
- Ik ben altijd blij.
- Ik ben altijd gelukkig.
- Ik ben erg blij in Georgië.
- Ik ben heel gelukkig in Georgië.
Sommigen geloven dat zeven een geluksgetal is.
Als ze met je getrouwd was geweest, zou ze nu heel gelukkig zijn.
Het glimlachende gezicht van Maria liet iedereen weten dat ze gelukkig was.
ik heb een volwassen, briljante, gelukkige, prachtige dochter.
Een vrouw gelukkig maken, dat is geen eenvoudige taak.