Examples of using "Zły" in a sentence and their dutch translations:
Je bent gemeen.
Daarom werd hij boos.
- Ze belde het verkeerde nummer.
- Ze draaide het verkeerde nummer.
- Pas op de hond!
- Opgepast voor de hond!
Ben je kwaad?
Waarom ben je boos?
- Hij was razend op zijn zoon.
- Hij was boos op zijn zoon.
Het lijkt erop dat ik het verkeerde nummer heb.
Dat was een slecht konijn.
Ik ben boos op haar.
- Ik was woedend.
- Ik was boos.
Ik heb je de verkeerde schroevendraaier gebracht.
Ben je kwaad?
Hij is woedend op jou.
Daarom ben ik boos op hem.
Tom had een zeer slechte dag.
Ik had een nare droom afgelopen nacht.
Hij was boos op haar.
- Uw broer is erg kwaad.
- Je broer is erg boos.
Dat is geen slecht idee.
Was 1988 een bijzonder slecht jaar?
Tom was woedend.
Eén verkeerde stap en de hyena's pakken haar.
Je bent toch niet meer boos op mij?
Ik vind mijn Japans erg slecht.
Hij heeft tegen mij gelogen, daarom ben ik kwaad op hem.
Hij had de slechte gewoonte om teveel wijn te drinken.
Dit was niet een slecht idee, we hadden gewoon pech.
Dat was een slecht idee. Katoen brandt niet erg lang.
Het komt door dat rauwe ei. Ik wist dat dat 'n slecht idee was.
Ben je nog steeds boos op me?
Als je eenmaal een slechte gewoonte hebt aangenomen, is het moeilijk om ervanaf te komen.
Dus je wilt dat ik in de boom kampeer? Dat is geen slecht idee.
Roestig metaal is helemaal slecht. Dat is hoe je tetanus krijgt. Dat voedt op roest.