Translation of "Byłem" in Dutch

0.010 sec.

Examples of using "Byłem" in a sentence and their dutch translations:

- Byłem zawiedziony.
- Byłem rozczarowany.

Ik was teleurgesteld.

- Wczoraj byłem zajęty.
- Byłem zajęty wczoraj.
- Byłem wczoraj zajęty.

Ik had het gisteren druk.

Byłem zmęczony.

Ik was moe.

Byłem zajęty.

Ik was bezig.

Byłem spragniony.

Ik had dorst.

Byłem zdezorientowany.

Ik was verward.

Byłem lekarzem.

- Ik was arts.
- Ik was geneesheer.
- Ik was een dokter.

Byłem łatwowierny.

Ik was lichtgelovig.

Byłem zażenowany.

Ik schaamde me.

Byłem chory.

Ik was ziek.

Byłem nieśmiały.

Ik was verlegen.

Byłem głodny.

- Ik had honger.
- Ik was hongerig.

Byłem naiwny.

Ik was naïef.

Byłem wzruszony.

Ik was ontroerd.

Byłem zmieszany.

Ik was verward.

- Jako dziecko byłem zdrowy.
- Byłem zdrowym dzieckiem.

Ik was een gezond kind.

- Byłem zaskoczony śmiercią Johna.
- Byłem zszokowany śmiercią Johna

- Ik ben geschokt door de dood van John.
- Ik was geschokt door de dood van John's.

- Wiedziałeś, że byłem tutaj.
- Wiedziałaś, że tu byłem.

Je wist dat ik hier was.

Byłem bardzo czujny.

Je bent op je hoede.

Wtedy byłem szczęśliwy.

Ik was toen gelukkig.

Byłem u fryzjera.

Ik ben naar de kapper geweest.

Byłem nią rozczarowany.

- Ik was teleurgesteld in haar.
- Dat viel me tegen van haar.

Byłem bardzo zajęty.

Ik was druk bezig.

Byłem w górach.

Ik was in de bergen.

Byłem wtedy dzieckiem.

Ik was toen een kind.

Byłem w Rzymie.

Ik ben in Rome geweest.

Wczoraj byłem chory.

Gisteren was ik ziek.

Byłem zbyt pijany.

Ik was te dronken.

Byłem w bibiliotece.

Ik was in de bibliotheek.

Byłem tam wczoraj.

- Ik ben er gisteren naartoe gegaan.
- Ik ging daar gisteren heen.

Już byłem zmęczony.

Ik was al moe.

Byłem w Kanadzie.

Ik was in Canada.

Byłem zdrowym dzieckiem.

Ik was een gezond kind.

Zgadnij, gdzie byłem.

Raad eens waar ik geweest ben?

Byłem w bibliotece.

Ik was in de bibliotheek.

Byłem zbyt nieśmiały.

Ik was te verlegen.

Dwukrotnie byłem ambasadorem ONZ.

Ik was twee keer ambassadeur bij de VN.

Byłem wtedy jeszcze chłopcem.

Ik was nog maar een jongetje.

Długo byłem pod wodą,

Ik was al heel lang onder water...

Byłem raz w Kyoto.

Ik ben een keer in Kioto geweest.

Byłem zawiedziony Twoją nieobecnością.

Ik was teleurgesteld omdat je er niet was.

Byłem(am) wykończony(a).

Ik was erg moe.

Byłem w Londynie dwukrotnie.

Ik ben tweemaal in Londen geweest.

Wczoraj byłem się obciąć.

Ik heb gisteren mijn haar laten knippen.

Byłem młody i niewinny.

Ik was jong en onschuldig.

Może byłem w błędzie.

Misschien had ik het mis.

Wczoraj byłem bardzo zajęty.

Ik had het gisteren erg druk.

- Byłem nauczycielem.
- Byłam nauczycielką.

- Ik was leraar.
- Ik was lerares.

Byłem wczoraj w Tokio.

Ik was in Tokio gisteren.

Obudziwszy się, byłem smutny.

- Toen ik wakker werd, was ik verdrietig.
- Ik was verdrietig toen ik opstond.

- Byłem zły.
- Byłam zła.

- Ik was woedend.
- Ik was boos.

Byłem dwukrotnie w Kioto.

Ik ben twee keer in Kioto geweest.

Byłem tam dziesiątki razy.

Ik ben daar tientallen keren geweest.

Byłem sam w klasie.

Ik was alleen in het lokaal.

Wczoraj byłem na zebraniu.

- Gisteren heb ik deelgenomen aan de vergadering.
- Gisteren heb ik deelgenomen aan de bijeenkomst.

Byłem zdenerwowany cały czas.

- Ik was de hele tijd nerveus.
- Ik was de hele tijd zenuwachtig.

Wczoraj byłem strasznie zajęty.

Ik had het gisteren erg druk.

Byłem na zwolnieniu lekarskim.

Ik was met ziekteverlof.

Nigdy nie byłem za granicą.

- Ik ben nooit in het buitenland geweest.
- Ik ben nog nooit in het buitenland geweest.

Byłem pod wrażeniem jego muzyki.

Ik was onder de indruk van zijn muziek.

Nie byłem na jego pogrzebie.

- Ik was niet bij zijn begrafenis.
- Ik heb zijn begrafenis niet bijgewoond.

To nie byłem ja, komisarzu!

Ik was het niet, commissaris!

Byłem w tym czasie studentem.

Toen was ik student.

Byłem dwa razy w Kioto.

Ik ben twee keer in Kioto geweest.

Nigdy nie byłem w Europie.

Ik ben nog nooit in Europa geweest.

Nigdy wcześniej tu nie byłem.

- Ik ben hier nog nooit eerder gekomen.
- Ik ben hier nog nooit eerder geweest.

Byłem na wakacjach za granicą.

Ik was op vakantie in het buitenland.

Byłem zziębnięty do szpiku kości.

Ik voel de kou tot op het bot.

Byłem pierwszym chłopakiem twojej matki.

Ik was de eerste vriend van jouw moeder.

Byłem w Bostonie tylko raz.

Ik ben maar één keer in Boston geweest.

Byłem w Paryżu lata temu.

Ik bezocht Parijs een lange tijd geleden.

Byłem w Paryżu dwa razy.

Tweemaal ben ik in Parijs geweest.

Nigdy nie byłem w Kushiro.

Ik ben nooit in Kushiro geweest.

Byłem trzy lata w więzieniu.

- Hij zat drie jaar in de gevangenis.
- Zij heeft drie jaar in de gevangenis gezeten.

Byłem w ogrodzie całe popołudnie.

Ik was de hele namiddag in de tuin.

Nie byłem zdolny do powtórnej ucieczki.

Toen kon ik niet meer ontsnappen.

Jako dorosły byłem od tego oddzielony.

Later raakte ik daarvan gescheiden.

Byłem zdziwiony jego nagłym pojawieniem się.

Zijn plotselinge verschijning verraste me.

Byłem dwa razy w Stanach Zjednoczonych.

- Ik was twee keer in de Verenigde Staten.
- Ik ben tweemaal in de Verenigde Staten geweest.

Byłem w Rumunii kilka lat temu.

Ik heb Roemenië een aantal jaar geleden bezocht.

Zostałem w domu ponieważ byłem chory.

Ik bleef thuis omdat ik ziek was.

W zeszłym miesiącu byłem w Londynie.

Ik was vorige maand in Londen.