Examples of using "Poszła" in a sentence and their dutch translations:
- Ze ging naar boven.
- Ze is naar boven gegaan.
Ze ging naar huis.
- Ze is gaan shoppen.
- Ze is gaan winkelen.
Ze is daar gisteren naartoe gegaan.
De gemiddelde temperatuur is gestegen.
Ze ging ergens anders winkelen.
Joko heeft gisteren boodschappen gedaan.
...maar ik weer niet waar ze heen is gegaan.
...maar ik weer niet waar ze heen is gegaan.
Ga de andere kant om. Waar is hij gebleven?
Het is Alice die gisteren naar het concert geweest is.
Tom denkt dat hij weet waar Mary naartoe is.
Mijn moeder was zo moe, dat ze vroeg naar bed is gegaan.