Examples of using "Wczoraj" in a sentence and their dutch translations:
Hij is gisteren overleden.
Ik had het gisteren druk.
Ik ben gisteren mijn horloge verloren.
- Waar ben je gisteren geweest?
- Waar was je gisteren?
- Ik heb hem gisteren ontmoet.
- Ik ontmoette hem gisteren.
Heb je gisteren gewerkt?
Gisteren regende het.
Ik heb gisteren een rode auto gekocht.
Ik heb gisteren uw brief gekregen.
Ik ging gisteren naar de bioscoop.
Gisteren zijn we naar een bioscoop geweest.
- Ik heb drie vissen gevangen gisteren.
- Ik heb gisteren drie vissen gevangen.
Gisteren was het zondag.
Ik ben gisteren mijn horloge verloren.
Gisteren was het donderdag.
Het was heet gisteren.
Gisteren was het bewolkt.
Ik heb hem gisteren geholpen.
- Gisteren heb ik een boek gekocht.
- Gisteren kocht ik een boek.
Het heeft gisteravond geregend.
Ik kwam hier gisteren aan.
Ik heb Mary gisteren ontmoet.
- Gisteren was het koud.
- Het was gisteren koud.
Gisteren was ik ziek.
Het was heet gisteren.
Ik heb Ken gisteren ontmoet.
Waar ben je gisteren geweest?
Gisteren heb ik mijn vader geholpen.
Ik heb haar gisteren gezien.
Ik ben gisteren mijn horloge verloren.
- Ik ben er gisteren naartoe gegaan.
- Ik ging daar gisteren heen.
Waar ben je gisteren geweest?
Gisteren was het volle maan.
Gisteren was het dinsdag.
Gisteren was het vrijdag.
- Het sneeuwde gisteren.
- Gisteren viel er sneeuw.
Ik heb het gisteren gekocht.
- Wat heb je gisteren gedaan?
- Wat heeft u gisteren gedaan?
- Wat hebben jullie gisteren gedaan?
Gisteren ben ik vroeg opgestaan.
Gisteren heeft hij een brief geschreven.
Gisteren heb ik een boek gekocht.
De begrafenis was gisteren.
- We hebben voetbal gespeeld gisteren.
- Gisteren speelden we voetbal.
- Hoe laat ben je gisteren gaan slapen?
- Hoe laat ben je gisteren naar bed gegaan?
Tom heeft gisteren niets gegeten.
Ze heeft gister haar Engelse uitspraak geoefend.
Ze hebben hun ouders bezocht gisteren.
Was het gisteren koud?
We hebben gisteren getennist.
Ik heb gisteren mijn haar laten knippen.
Ik had het gisteren erg druk.
Het was leuk gisteravond.
Gisteren had ik hoge koorts.
Mijn fiets is gisteren gestolen.
Gisteren heb ik je ouders ontmoet.
Tenniste je gisteren?
- Ik heb gisteren je brief gekregen.
- Ik heb gisteren uw brief gekregen.
Ik ben gisteren in Tokio aangekomen.
Ik heb haar brief gisteren ontvangen.
Gisteren was het mijn verjaardag.
- Ik heb je vader gisteren ontmoet.
- Ik heb uw vader gisteren ontmoet.
- Ik heb jullie vader gisteren ontmoet.
Ik ben hier gisteravond aangekomen.
Wat heb je gisteravond gegeten?
Ik was in Tokio gisteren.