Examples of using "Tam" in a sentence and their dutch translations:
Kijk daar!
Ga daar zitten.
Daar is iets.
Daar is hij.
Daar is ze.
...was ze daar.
Daar is hij.
Kijk daar!
Jij blijft daar.
Ik ben daar.
Blijf hier.
- Was je daar?
- Was u daar?
Wie is daar?
Ja, daar.
Daarboven.
Hier is hij.
Ik wilde daarnaartoe gaan.
Ze wonen daar.
"Wie is het?" "Ik ben het."
Hij gaat daar elke dag naartoe.
Hoe was uw reis?
Moet ik er echt naartoe?
- Ik wil daarheen gaan.
- Ik wil daarnaartoe gaan.
Tom zal er zijn.
Wie gaat ernaartoe?
- De jouwe is daar.
- Die van jou is daar.
Wat deed je daar?
- Ik ben er gisteren naartoe gegaan.
- Ik ging daar gisteren heen.
Is daar iemand?
Is alles daar?
Daar is een tafel.
- Ik heb u daar gezien.
- Ik heb je daar gezien.
Heb je haar daar gezien?
- Waarom was je daar?
- Waarom was u daar?
- Waarom waren jullie daar?
- Tom heeft daar gewoond.
- Tom woonde daar.
Ze was er deze morgen bij.
...en wat er ook leeft wil daar niet langer binnen zitten.
Maar ik weet dat hij er is.
Daar is een kleine spar.
Je kunt de weg beneden zien.
Daar is een kleine spar.
Je kunt de weg beneden zien.
Ik kom nooit aan de overkant.
Niet bewegen, blijf hier.
Maar toen vroegen mensen aan me:
Er glinstert daar iets.
Er waren duizenden mensen aanwezig.
Wat is er daar?
- Dat is nu juist het probleem.
- Dat is waar het probleem ligt.
Je hoeft daar niet heen te gaan.
We zullen daar op je wachten.
Hoe gaat het met Tom?
Niemand woont daar.
- Er was niemand daar.
- Er was niemand aanwezig.
- Er was daar niemand.
We zijn van plan daar een week te blijven.
Ze is daar gisteren naartoe gegaan.
Ik lunch meestal daar.
Ze stierf nog voor ik er aankwam.
Ik ben daar tientallen keren geweest.
Hallo? Bent u er nog?
Was Tom daar?
Het is daar niet.
Tom gaat daar morgen naartoe.
Daar is niets te vinden.
Als er daar water is... ...dan zijn er waarschijnlijk ook beesten.
Als ze erin zitten... ...vul je het gat.
Daar is ze, daar beneden.
Daar is ze, daar beneden. Dana.
Dit ziet eruit als een mijn. Laten we die ook bekijken.
Zien wat we daar vinden. Kom op.
Of ik zie op die berg daar...
Ik probeer het nog een keer, we geven hem nog een kans.
Ik doe hem hier in. Loop niet weg.
Ik kan niet zien wat erin zit.
Ik heb de tarantula gevonden.
Ze merken dat er leeuwen zijn...
- Kijk uit! Daar is een groot gat.
- Pas op! Er is een groot gat daar.
- Pas op! Daar is er een groot gat.
Ik wil daar nog een keer heen.
Daar draait de weg naar links.
Daar is Tokio.
Hij stond daar met gesloten ogen.
Hij ging daar in de plaats van zijn vader heen.
Ik ga daar niet meer heen.
Tom zag daar iets roods.
Hé daar! Hoort ge mij?