Examples of using "Planuję" in a sentence and their dutch translations:
- Ik ben van plan daar een week te blijven.
- Ik ben van plan om daar een week te blijven.
Ik ben van plan om Judy een brief te schrijven.
Ik ben van plan om in deze stad te gaan wonen.
Ik ga vanmiddag Engels oefenen.
Ik ben van plan om volgende week naar Europa te vertrekken.