Examples of using "List" in a sentence and their dutch translations:
- Hij heeft een brief geschreven.
- Hij schreef een brief.
Schrijft ge een brief?
- Ik schrijf een brief.
- Ik ben een brief aan het schrijven.
Ik heb een brief geschreven.
- Ik heb een brief gelezen.
- Ik las een brief.
Hij heeft een brief geschreven.
Heb je haar brief gekregen?
Ik moet een brief schrijven.
Ik heb gisteren uw brief gekregen.
De brief zal morgen aankomen.
Wie heeft een brief geschreven?
- Hij heeft een brief geschreven.
- Hij schreef een brief.
Ik moet een brief schrijven.
De brief zal morgen aankomen.
Zij heeft een brief geschreven.
Snel opende ze de brief.
Gisteren heeft hij een brief geschreven.
Heb je mijn brief gekregen?
Hier is een brief voor je.
- Alleen hij heeft die brief gelezen.
- Hij heeft als enige deze brief gelezen.
Ze is nu een brief aan het schrijven.
Hij zal een brief schrijven.
Ik was een brief aan het schrijven toen hij kwam.
Wie heeft deze brief geschreven?
Hier is een brief voor jou.
Het is een heel vreemde brief.
- Ik heb gisteren je brief gekregen.
- Ik heb gisteren uw brief gekregen.
Ik heb haar brief gisteren ontvangen.
Ik heb een brief van haar ontvangen.
Is Jimmy een brief aan het schrijven?
Ik schreef een brief in het Frans.
Moet ik een brief schrijven?
Ik moet een brief schrijven.
Het was een lange brief.
Ik heb Jim een brief geschreven.
Ik heb een brief geschreven in het Engels.
Ik heb een brief van haar ontvangen.
Waar gaat de brief over?
Ik heb een liefdesbrief geschreven gisteravond.
Ik ben van plan om Judy een brief te schrijven.
- We hebben je brief pas gisteren ontvangen.
- We hebben uw brief gisteren pas ontvangen.
Tom is een brief aan Mary aan het schrijven.
Tom liet me Mary's brief zien.
Ik schreef haar een lange brief.
- Zij scheurde zijn brief in vele stukjes.
- Zij verscheurde zijn brief.
Hij ging naar het postkantoor om de brief te versturen.
Mijn grootmoeder postte de brief vanmorgen.
- Hij ging naar het postkantoor om de brief te verzenden.
- Hij ging naar het postkantoor om de brief te versturen.
We hebben uw brief gisteren pas ontvangen.
Het is niet nodig deze brief te beantwoorden.
Zou u me die brief per e-mail kunnen toesturen?
Kan u deze brief naar Japan versturen?
De vraag is of hij de brief zal lezen of niet.
Ik ben van plan om een brief te schrijven naar Judy.
Hij weet niet hoe men een brief in 't Engels schrijft.
Vorige week heb ik u een brief gestuurd en vandaag stuur ik u er nog één.